De cirkel. Hommage aan Marie Hertzdahl-Bloemgarten
(2011)–Marja Pinckaers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Transport XXFOTO'S WILDE IK NIET MAKEN. Dat kon ik niet. Die waren er al genoeg van Auschwitz. Al mijn stappen in het kamp werden begeleid door beelden in mijn hoofd, samengesteld uit wat ik al die jaren had gehoord, gezien en gelezen. Het grote grasveld bij de ingang van het kamp oogt frisgroen. ‘Was het gras in april niet al op?’Ga naar eind27 Rechts, meteen onder de boog door met ARBEIT MACHT FREI, kon ik het orkest horen spelen. Links de lijken zien liggen. Het stratenpatroon in het kamp was eenvoudig: rechttoe, rechtaan. Op de hobbelige stenen stonden de gevangenen uren op appel, in weer en wind, zomer en winter, tot ze er letterlijk bij neer vielen. Als ik mijn ogen sloot, zag ik ze staan voor de sombere, roodstenen barakken. Hier was het gebeurd. Hier was de plek van de wanhoop. Bergen van schoenen, brillen, potten, haar. Gebedsmantels. Galgen, gaskamers, ovens. Beelden van honderden kaalgeschoren mannen en vrouwen. Levenloze gezichten als stille getuigen. Hun ademloze foto's hingen rijen dik in de barakken van Auschwitz I. Bij een enkeling een klein bosje bloemen. Ze waren in wreed contrast met de talloze kiekjes die uit alle delen van Europa waren meegereisd in de bagage van de gedeporteerden, in hun jaszak, hun koffer. Deze foto's waren tentoongesteld vlak bij de Sauna in Birkenau. Ontroerende alledaagse taferelen van geliefden, van spelende kinderen, van zomers familiegeluk. Jij en ik hadden het kunnen zijn, zeiden we tegen elkaar. Zo vrolijk, zo gezellig, zo herkenbaar. EINE LAUS DEIN TODGa naar eind28 was nog vaag te lezen op de muur van één van de barakken. In de gaskamer van het Stammlager was het doodstil. Daarnaast de ovens. Hadden ze hier mijn opa vermoord? Was hier zijn lichaam verbrand? Hij stierf op 7 september 1942 in Auschwitz. Dank zij de uitmuntende bureaucratie in het kamp wis- | |
[pagina 34]
| |
ten we precies wanneer.Ga naar eind29 Die prachtige man van de foto op het buffet bij ons thuis. Ik legde een steentje op de plek van de dood.
Diverse barakken in Auschwitz I waren ingericht als museum en Memorial. Vooral de Poolse herdenkingsruimten lieten goed zien wat zich hier in dit kamp allemaal had afgespeeld. Verbijsterend was de hoeveelheid papierwerk van de Duitsers. Wat niet allemaal door hen werd geregistreerd van de mensen die hier gevangen zaten. Niet alleen hun uiterlijk en de lichaamsbouw waren van belang, ook hun (vak)kennis en zelfs het aantal talen dat iemand sprak. Het werd allemaal omstandig genoteerd op voorgedrukte formulieren. Waarom in hemelsnaam? Wie niet meteen bij aankomst in het kamp werd vergast maar op de één of andere manier van ‘nut’ kon zijn, werd ingezet ofwel voor werkzaamheden in het kamp, ofwel voor de Duitse oorlogsindustrie elders. Met het geld dat daarmee werd verdiend, ‘betaalden’ de gedeporteerden voor hun eigen gevangenschap. De begeleidster van onze groep had al eens gezegd dat Auschwitz werd gerund als een uitzendbureau. De nauwgezette persoonsadministratie in relatie tot de slavenarbeid (die overigens slechts korte tijd duurde omdat de meeste mensen binnen zes weken van uitputting bezweken, of alsnog werden vermoord) bevestigde het meedogenloze en tegelijk bizarre karakter van dit vernietigingskamp pur sang.
Het Belgische Memorial, een paar straten verderop, was deels gewijd aan Transport XX vanuit de Dossinkazerne te Mechelen, de ‘wachtkamer voor de dood’.Ga naar eind30 Daar zat mijn oma gevangen nadat ze in februari 1943 in Brussel was opgepakt, waar ze met haar kinderen bij kennissen was ondergedoken. Toen ze bij familieGa naar eind31 geld gingen halen om het onderduiken te kunnen betalen, is ze verraden en werd ze opgepakt. Mijn moeder en haar broer ontsnapten wonderwel. Samen met 1.636 anderen werd mijn oma op 19 april 1943 naar Auschwitz gedeporteerd. Ik hoorde er voor het eerst uitvoerig over bij oma's crematie, toen Ima het woord nam:Ga naar eind32 | |
[pagina 35]
| |
Marie en ik ontmoetten elkaar in Mechelen, het Belgische Westerbork, toen we op appel stonden voor het transport naar Auschwitz. Zo'n appel duurt meestal vele uren, maar tegelijkertijd besef je dat elke minuut de laatste kan zijn van een ontmoeting, of van je leven zelfs. Als je in die genadeloze samenleving iemand vindt, waarin je je eigen levenssfeer herkent, wat zeldzaam is en juist daar essentiëler dan voedsel, dan haak je voorgoed in elkaar. Je haalt zoveel gesprekstof overhoop en bij elk onderwerp word je sterker in je positieve gevoelens bevestigd. Later herkende ik duidelijker ons model: ik zag in haar mijn moeder, zij in mij haar dochter. Ik was toen nog maar een vooroorlogs onzelfstandig meisje van tweeëntwintig jaar. Marie was al weduwe, zij had al een leven afgesloten, zij had al veel afgezien van het leven. In gesloten veewagens, met voornamelijk zieken en gewonden, dicht tegen elkaar gestouwd, kwam er niets van enig contact. Het was veel te weten dat de ander er was. Eén keer kreeg ik even een kans naar buiten te kijken: golvende groene weilanden, één bloeiende vruchtboom daarin. Twee dagen later stopte de trein voorgoed en we moesten eruit in de donker bijtende kou van een zeer vroege ochtend. ‘Aussteigen! Schneller machen!’Ga naar eind33 Slaan, vloeken, knuppels, bijtende honden. Dáár hervond ik haar en we stonden weer urenlang bij elkaar, zonder woorden. We kenden geen klanken of begrippen voor wat er met ons gebeurde. Mijn oma en Ima bleven vrijwel hun gehele kamptijd bij elkaar. De één sleepte de ander door de ellende en vice versa. Indien nodig redden ze elkaar. Samen overleefden ze. Pas in januari 1945, nadat ze vanuit Auschwitz terecht waren gekomen in Ravensbrück, zijn ze elkaar uit het oog verloren. Na de oorlog vonden ze elkaar terug. In een warme vriendschap voor altijd. | |
[pagina 36]
| |
Over dat Belgische Transport XX naar Auschwitz is veel geschreven. Om verschillende redenen. Niet alleen waren nog nooit zoveel gevangenen bij elkaar in één trein gestopt, ze werden ook voor het eerst vervoerd in veewagens. De schuifdeuren waren hermetisch vergrendeld met prikkeldraad opdat niemand kon ontsnappen. Dan was er nog de aanslag. Er is maar één keer een aanslag gepleegd op al die treinen die uit heel Europa naar Auschwitz reden. Dat was op Transport XX. Gewapend met één pistool, drie tangen en een stormlamp met rood papier dwongen drie jonge mannen, Youra Livschitz, Robert Maistriau en Jean Franklemon, op het traject Mechelen-Leuven deze trein te stoppen. De mannen kenden elkaar nog van de middelbare school. Zij voerden een plan uit dat eerder door Joodse verzetstrijders was bedacht, maar als te riskant was verworpen. Het lukte 232 mensen de trein te ontvluchten. Zesentwintig van hen zijn tijdens hun vlucht door de Duitsers gedood. Negentig mensen werden opnieuw gepakt. Uiteindelijk slaagden 115 mensen in hun ontsnapping. Op 22 april 1943 arriveerde deze trein uit Mechelen in Auschwitz met 1404 mensen aan boord. De jongste was amper een paar weken oud. De oudste broer van mijn grootvader, Sylvain Hertzdahl, die ook in deze trein had gezeten, werd diezelfde dag nog vergast. Slechts 152 mensen uit deze trein overleefden de oorlog, onder wie mijn oma en Ima. Alle andere zijn verdwenen. Ze werden vermoord zonder ook maar één enkel spoor achter te laten. Zelfs in de kamparchieven is er over het merendeel van hen niets terug te vinden.
Youra Livschitz is in 1944 gefusilleerd in het Belgische kamp Breendonk. Robert Maistriau en Jean Franklemon werden gedeporteerd, maar zij overleefden de concentratiekampen. |
|