De cirkel. Hommage aan Marie Hertzdahl-Bloemgarten
(2011)–Marja Pinckaers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
GevoelEEN DOODENKELE KEER, zoals tijdens een wandeling door de bossen vlakbij Hotel Nova, raakt mijn moeder aan de praat. Over haar vlucht in 1942 door Frankrijk naar de Zwitserse grens, samen met mijn oma en haar broer. In Nancy ontsnapten ze ternauwernood aan een Duitse soldaat omdat mijn dappere oma op zijn vraag heel kordaat en in accentloos Duits beweerde dat zij met ‘Juden’ helemaal niets te maken had. Ze waren een heel eind gevorderd, maar werden door een gids in de bosachtige omgeving vlak bij de grens met Zwitserland misleid. Ze verdwaalden en verloren elkaar uit het oog. Mijn moeder keerde - hoe weet ik niet - uiteindelijk onverrichterzake terug naar Maastricht. Over de Hardenbergs die de familie hielpen bij de onderduik. Ik ken ze wel, het oudere Zeeuwse echtpaar waarover met veel egards wordt gesproken, en dat vlak bij het kanaal woont waar we 's zomers kruisbessen plukken. De stugge oom Jill en zijn vrouw, de hartelijke tante Pie met dat grote geruite schort en het haar in een grijze knot. Over hoe stil ze zich moesten houden op de zolder van de Nova als de Duitsers weer eens beneden in het café zaten. En over haar sporadische wandelingetjes buiten met ‘Schoentje’, een Belgische verzetsman die ik slechts ken met deze bijnaam. Op zeker moment moest mijn moeder weg uit Hotel Nova. Omdat zij er ‘te Joods’ uitzag en er dikwijls ‘foute’ gasten in het hotel waren, werd het te gevaarlijk voor haar om daar te blijven. Zij is toen op een plek diep in de bossen verstopt. De enkele keer dat mijn moeder op haar praatstoel zit, luister ik heel goed want ik heb geen idee of zij dat verhaal nog eens doet. Omdat ik voel hoeveel moeite het haar kost, vraag ik nooit door. | |
[pagina 22]
| |
Hoe graag ik dat ook wil. Want het is zo'n onbegrijpelijke materie voor mij. Maar ik kan en mag haar geen pijn doen. Met een ‘nu is het weer voor lange tijd genoeg geweest’, besluit zij meestal abrupt zo'n relaas. Met wat ik hoor, lees of zie, ‘brei’ ik in de loop van de tijd een beeld van wat de familie is overkomen. Het is mijn idee van wat zich in die oorlog moet hebben afgespeeld in het kamp, tijdens het onderduiken, op de vlucht. Een beeld van louter feitelijkheden. Gevoel komt er niet aan te pas. Nooit zegt iemand dat het erg is geweest. Of hoe erg het is geweest. Of hoe bang ze waren. Ik lees daar ook niets over. Nooit hoor ik van mijn moeder of van mijn oma dat ze het verschrikkelijk vonden wat er gebeurde. Nooit zegt mijn moeder bijvoorbeeld dat ze gek van ellende werd toen haar ouders waren weggevoerd naar... ja, waarheen eigenlijk? Wist mijn moeder wel waar ze waren? Ik weet dat niet. Ook zegt ze nooit iets over hoe het is als je je tussen je eenentwintigste en je drieëntwintigste moet verstoppen op de zolder van een Belgisch hotel, omdat je er niet mag zijn. Omdat je anders wordt opgepakt en afgevoerd naar een concentratiekamp. Nooit zegt ze hoe het is als je vader na de oorlog niet terugkomt. En ik zal het haar niet vragen. In de nalatenschap van mijn moeder tref ik twee vervalste persoonsbewijzen aan. Een tijdlang heette mijn moeder Anne-Marguerite Dénis, née à Liège.Ga naar eind14 Later werd zij Marguerite Jacqueline Melotte, geboren te Bergen op Zoom. Hoe zou dat zijn, als je ineens iemand anders bent? Omdat Jood-zijn-in-de-oorlog slechts gaat over feiten, kan ik er zelf lange tijd ook geen gevoel bij hebben. Als oma zo sterk is om dit in het echt te overleven, ga ik niet huilen bij de verschrikkingen van de oorlog op de buis, houd ik mezelf altijd voor. Als feiten te erg zijn voor woorden, vind je zeker geen woorden voor het gevoel. Misschien wilden ze wel niets voelen. Géén gevoel | |
[pagina 23]
| |
hebben is een effectieve overlevingsstrategie. Ook als de oorlog voorbij is, ook als je het hebt gered. Pas wanneer mijn kinderen op de middelbare school zitten, medio jaren '80, leer ik stukje bij beetje en met goede hulp van derdenGa naar eind15 mijn gevoel hierover enigszins te beredeneren. Ik mag best huilen. Maar liever niet. Tot op de dag van vandaag. |