De cirkel. Hommage aan Marie Hertzdahl-Bloemgarten
(2011)–Marja Pinckaers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
LogerenLOGEREN BIJ OMA IS EEN FEEST. Vooral als ik niet naar school hoef omdat het vakantie is. Dan doen we samen boodschappen in de buurt. We lopen gearmd. Oma ziet er elegant uit. Als altijd, met haar glimmende oorbellen. Haar zilvergrijze krullen gevangen in een ragfijn haarnetje met piepkleine neppareltjes erin. In de zomer draagt oma kanten handschoenen en een soepel vallende jurk met kleine bloemetjes. Als de mouwen van de jurk kort genoeg zijn, zie je het donkerblauw getatoeëerde nummer op haar arm. 's Winters heeft ze een zwarte leren beugeltas bij zich, 's zomers een blauwe. En natuurlijk altijd een boodschappennetje. Bij de slager kruipt oma voor. Of ze roept in de volle winkel en veel te hard: ‘Meneer Wevers, is het gehakt vers vandaag?’ Ik schaam me dood. ‘Dat vráág je toch niet,’ zeg ik als we weer buiten staan. In de groentewinkel van Louis loopt oma geroutineerd naar achteren. Daar zit de oude mevrouw Leunissen, met wie oma elke dag kort een praatje maakt. Bij Patisserie Royale kopen we appelbollen. Oma vindt hazelnoottaartjes lekkerder, maar die mag ze niet eten van de dokter. Natuurlijk gaan we in de apotheek aan de overkant haar pillen ophalen. Als het zomer is, krijg ik een Italiaans ijsje van mijn oma. Als eerste kleinkind ben ik naar haar vernoemd. Het verhaal gaat dat zij heeft bedacht hoe ik moest heten. Alsof mijn ouders zelf niets konden verzinnen. Mijn oma verwent me mateloos. Als ik ziek ben, komt ze spoorslags op bezoek. Altijd met iets lekkers, zoals een onsje superzacht rookvlees dat ik zomaar achter elkaar mag opsnoepen zonder boterham. Om aan te sterken. | |
[pagina 13]
| |
Regelmatig gaat ze met me op pad. In Noordwijk aan Zee logeren we in hotel Huis ter Duin. Er zijn foto's van oma in een hoge rieten strandstoel, terwijl ze een truitje breit voor mijn nog niet geboren zusje. Als tweejarige zit ik aan haar voeten in het zand te scheppen. Ik kan me de blauwwitte schoenen die ze die dag draagt nog voor de geest halen. We gaan ook naar de tantes in Amsterdam. Het zijn er een heleboel: tante Billa, tante Phity, tante Juul, tante Netty, tante Mina, en natuurlijk tante Emmy. Oma en ik komen ook regelmatig bij de voetendokter in het Duitse Aken. We worden allebei behandeld. Ik heb een knobbel op mijn wreef. ‘Anjeboren,’ zegt de goede man in plat Akens, en: ‘Vierzig Mark’, waarmee de rekening voor het consult is vereffend. Wat mijn oma scheelt, zal ik pas later snappen. Wel verbaas ik me over de talloze verwoeste huizen die er begin jaren '50 in Aken zijn. ‘Dat gebeurt als je met vuur speelt,’ is het antwoord op mijn vraag hierover. Ze moeten hier heel veel met vuur hebben gespeeld, denk ik. Na het warme middagmaal doet oma altijd een dutje op de bank. Ze vindt dat ik ook even naar bed moet, maar dat wil ik nooit. Ik houd niet van slapen, zeker niet overdag. Ik rommel, terwijl oma rust, liever in haar plastic handwerktas, leg een patience, lees een boekje of speel op de grote zwarte piano in de logeerkamer. Althans, ik denk dat het pianospelen is. Ik tingel naar eigen goeddunken en zing erbij dat het een lieve lust is. Er speelt nooit iemand op die piano. Vroeger deed oma dat misschien wel. Of mijn moeder. Maar nu is de piano voor mij. 's Middags na het rusten spelen oma en ik canasta samba bij een kopje thee. Met veel suiker. Als er een theeblaadje boven in het kopje drijft, krijg je een brief, beweert oma altijd. 's Avonds na de boterhammen kijken we samen televisie. Pension Hommeles of Hou je aan je woord. Er is nog maar één televisiezender. Zolang het beeld scherp blijft, genieten we samen van de speelse Victor | |
[pagina 14]
| |
van Vriesland, de prachtige stem van Karel Jonckheere, die aardige Hella Haasse en de grappige limericks van Godfried Bomans. Tegen tienen drinkt oma een beker kruidenthee voor de stoelgang. Oma brengt me lekker laat naar bed. We gaan naar haar slaapkamer op één hoog. Ik lig altijd rechts in het grote lits-jumeaux van zwart ebbenhout met prachtig houtsnijwerk. De deur staat op een kier. Het licht op het trapportaal blijft aan. Omdat ik nog geen zin heb in de slaap, loop ik met mijn wijsvinger over de paadjes tussen de in het hout gesneden bloemmotieven aan het hoofdeinde van het bed. Ik schuif het laatje van het hoge nachtkastje naast me open. Er ligt een goudkleurig blikken doosje in. Grether's Pastilles staat erop. Het zit vol met snoepjes. Ze lijken op knoopjesdrop, maar proeven naar bosbessen. Ik kan er niet afblijven en neem er wel drie. Ik zeg daar nooit iets van tegen oma, want ik weet niet zeker of ik in dat laatje mag snuffelen. Misschien is dat laatje van mijn opa geweest. Misschien was dat doosje vroeger van hem. Misschien doet oma er zo nu en dan nieuwe snoepjes in. Niet voor mij, maar voor mijn opa. Misschien denkt zij nu wel dat hij ervan heeft gesnoept. Nou, nee, zo gek denkt oma vast niet. Boven de commode aan de andere kant van het bed hangt een ingelijste okerkleurige tekening. Een vrouw op een wit paard blaast op een trompet. Ze houdt haar armen een beetje raar. Ik kan eindeloos naar haar figuur turen, maar begrijp niet goed hoe dat zit met die armen. Naast haar staat een man. In zijn ene hand heeft hij een hoed met een veer. Op de banier die hij voor zich houdt met zijn andere hand, staat met grote letters: Your children are in good health.Ga naar eind6 Ik kijk graag naar de plaat en lees de woorden, hardop in mijn mooiste ‘Engels’. Wat ze betekenen weet ik niet. De volgende ochtend word ik al vroeg gewekt door het licht van het lampje aan de andere kant van het bed. Oma zit rechtop tegen de kussens. Ze heeft haar bril op, leest de krant (‘courant’ zegt oma altijd tegen het Handelsblad) en slurpt een eitje. Dat doet ze elke | |
[pagina 15]
| |
ochtend. Uit een zilveren dopje met een geschubd randje eet oma een koud, zacht gekookt eitje. Een eitje van gisteren. |
|