Het gelach
Boiki is een jongen van vier jaar. Hij houdt van praten en is opmerkzaam en ondeugend. Zijn vader is een Militaire Politie en zijn moeder is een werkende vrouw. Doordat zijn ouders werkten en nauwelijks thuis waren, lieten ze oma van vaders kant op hem passen. Als zij niet thuis was, lette Milka, zijn vaders zusje op hem.
Op een dag zat Milka met haar vriend op het balkon te praten. Maar vanaf de straat kon je niet op het balkon kijken. Milka had een neef, Ruben, die nooit lachte. Wanneer hij bij zijn familie kwam ging hij nooit naar binnen. Hij bleef altijd voor de poort staan, deed zijn boodschap, en ging onmiddellijk weer weg. Hij had nooit tijd.
Die dag had Ruben een paar ouderwetse schoenen aan, waar je om moest lachen als je hem zag. Boiki zat op de schutting naar de straat te kijken. En toen Ruben dichtbij de poort kwam, zei Boiki: ‘Mama, éééé, wat een grote schoen.’ Hij schreeuwde opeens: ‘Tante Milka, kom kijken, oom Ruben heeft een grote schoen aan!’
Milka en haar vriend lachten toen ze dat hoorden. Maar Ruben zag dat niet, en riep: ‘Tante Lise, bent u niet thuis?’
Milka deed alsof haar neus bloedde en lachte niet meer. Ze stond op en zei: ‘Mijn moeder is niet thuis.’
Boiki zei: ‘Oom Ruben, waar heb je die schoen gekocht?’
Ruben gaf hem geen antwoord maar vroeg: ‘Waar is je moeder naar toe?’
Boiki kwam er tussen: ‘Oom Ruben, zeg me dan, waar heb je die schoenen gekocht?’
Milka zei: ‘Wacht even, Boiki, houd op, en ga van die schutting af!’