Hemel door gloeyende zyn, en gy zult die bevinden minder als een half uytgedooft kooltje, vergeleken by alle de brant-ovens vande werelt, en alle de bergen die vuur spouwen. En is't dat gy nog hooger gaende, uw' oogen slaet op den troon van d'alderheyligste Maget die alleen zoo schoon is als den heelen Hemel t'zamen Decora sicut Jerusalem. Cant. 6. 3. Hoe en sult gy dan niet gans verdwynen? En nog veel meer is't dat gy nog voorder gaende, u stelt neffens de geheyligste Menscheyd van Christus die bestaet in eenen Goddelijken persoon, en is heylig door de onuytsprekelijke vereening met d''ongeschapen heyligheyd selfs; Ah daer vinde ik u niet meer: Appensus es in statera & inventus es minus habens. Gy zijt geleyt inde weegschaal, en gy zijt te ligt bevonden. Op de weeg-schael van die vergelyking, weegt gy minder als den Niet, en is't dat de Son van onzen Hemel ook de sierkens doet iets schynen te wezen; die Son van de Hemel der Heyligen, doet verdwynen de hoogste toorens van volmaektheyd, en aenzien voor eenen Niet.