Verzameld werk 4
(1959)–Filip de Pillecyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 450]
| |
Verriest is, ook literair gesproken, een eerlijk man geweest. Hij heeft de levenswet van waarheid toegepast in alle domeinen van het geestelijk bestaan; harmonie door eenheid in alle uitingen van het leven. Hij heeft de kunst midden in het leven geplaatst en het leven gesteld in het teken van de waarheid. Hij heeft een geslacht verwekt zoals geen tweede in Vlaanderen is opgestaan en dat in Albrecht Rodenbach een hoogte heeft bereikt, waarnaar nog vele studentengeneraties bewonderend zullen mogen opstaren. Hij heeft een eigen taal geschreven, typisch eigen, zodat zijn woord onmiddellijk de kenmerken toont van zijn geestelijk vaderschap. Hij heeft in Vlaanderen en daarbuiten de dichter Guido Gezelle aan de bewondering opgedrongen en met het goud van zijn dichterschap ontelbaren verbaasd. Hij heeft Vlaanderen gediend, in oprechtheid, tot het offer toe, in een tijd toen Vlaanderen de stormende liefde niet kende van duizenden en duizenden. Hij heeft zijn volk gediend, het liefgehad in zijn armoede en nederigheid, hij heeft de schoonste woorden uit zijn hart gevonden om tot de uitspreekbaarheid van die liefde te komen. En ook het leven heeft hij bemind en gediend: het leven in de waarheid, het leven in de kunst, het leven zoals het priemt en bloeit in het altijd wordende werk van de schepping. Hij heeft over zichzelf getuigd, in een van die aantekeningen waarin de ‘binnenzang’ vedelde die zijn laatste eenzame jaren heeft doorzongen: Mijn wezen heeft echo geweest, echo van natuur.
's Morgens van dat oosten daar
's Middags van den zonnekrans
's Avonds
Ik hebbe echo of weerslag geweest van die bosschen,
| |
[pagina 451]
| |
van die rilde sparre, van dien zwaren eik, van dien lichten populier.
Ik hebbe echo geweest van mijn arm volk, verlaagd, verzonken.
Ik hebbe echo geweest van de dichters.
Heel Vlaanderen heeft in hem weerklonken. En een schoon deel van de mensheid.
1926 |
|