Onder de groene tente
Wakken is een afgelegen dorp. Maar Verriest had eindeloos veel vrienden en zij kwamen uit alle hoeken naar zijn pastorie.
Eigenaardig weggestoken die pastorie. Ge moet eerst over het kerkhof lopen om erbinnen te kunnen. En door het hek van de voortuin hebt ge 't gezicht op de kruisen van de Wakkenaren die er ter ruste gegaan zijn in de Heer.
Vlak vóór het hek, onder het heerlijk gewas van een reusachtige ‘tulipier’, vergaarden daar de mannen van de(n) ‘Swigenden Eede’. Gekend als een geheim genootschap, zonder vastbepaalde oorsprong, was het een gezelschap van vrienden die met elkaar de beker der vreugde hieven en Vlaanderen aan hun blijde stemming lieten deelachtig worden.
En als zij gezeten waren in de tuin van Verriest te Wakken, gezellig spijts het perspektief van het kerkhof, sloegen zij elkaar ‘Ridder van de Groene Tente’ onder 't vriendelijk geblaarte, bij 't roken van een ‘brander’ en bij 't drinken van een ‘hoorn’ wijn.
O! dat gulle en hartelijke romantisme waarin de vriendschap haar jeugd behield, en waarin Vlaanderen zo schoon oprees in de verwijdering van het heldentijdvak.
Toen hij vijfentwintig jaar priester was kreeg hij een schone hulde van zijn oud-studenten en van de vrienden die elk jaar van zijn leven talrijker geworden waren. Zijn bekend marmeren profiel door Josué Dupon werd hem door hen aangeboden. Dat was de eerste van een reeks eerbetuigingen die voor Verriest al de tegenheden van het leven hebben goedgemaakt.