Verzameld werk 4
(1959)–Filip de Pillecyn– Auteursrechtelijk beschermdDirekteur te HeuleIntussentijd was de grote kuis in 't Klein Seminarie van Roeselare begonnen. Van Hee en Axters waren weg. Verriest, De Gryse, De Monie, Decarne zouden volgen. ‘L'ordre régnait à Varsovie.’ Verriest kreeg het direkteurschap van een nonnenklooster. Het viel hem hard. Hij was toch zo gegroeid met heel zijn wezen in het leraarschap; hij had de schoonste vreugde van zijn mannenjaren gekend te midden van de studenten die luisterden naar hem met liefde en ontzag en in wie hij zijn lering zo vruchtbaar zag voortleven. | |
[pagina 336]
| |
Met een zwaar hart trok hij naar Heule. Maar bij Verriest was de neerslachtigheid steeds van korte duur. Pas was hij in de streek, zijn streek, zijn buurt van Deerlijk en Kortrijk, of hij zette zich aan 't werk, zoveel er in zijn ambt te werken viel. De negen maanden die Verriest te Heule doorbracht zijn zonder geschiedenis. De overheid had hem daar eens een gelegenheid gegeven om te mediteren over Blauwvoeterij, Vlaanderen en dies meer. En Verriest kreeg er een oprechte buitenkans om zijn goed hart te tonen aan de oudjes van het gesticht. Zoals de oude pastoor in latere dagen de lach kon wekken op de mond van de jeugd, zo wist de jonge priester tot het hart te spreken van de arme dutsen die het brood van de oude dag op den vreemde moeten eten. Hij maakte er ook eerste-kommuniegedichtjes. De Vlagge van 't jaar 1879 bracht er een late echo van over. Gemoedelijke versjes die buiten het banale wisten te blijven. Wat doet daarbij nog zo'n direkteur van een klooster dan veel uit bezoek gaan en veel bezoek ontvangen? Hugo Verriest was heel zijn leven graag uit en ze hebben 't hem, in zijn oude dagen, genoeg laten voelen, de mensen die hem te Brugge in de miserie wilden brengen. Hij zag graag veel mensen omdat hij graag praatte. Is er trouwens al veel plezieriger in de wereld dan een gezelschap naar het hart en een frisse dronk waarbij de vriendschap bate vindt? Het was ook te Heule dat het anekdootje gebeurde, waarover men later nog heeft gefilozofeerd als men het over de ritmiek van Gezelle had. Op een avond kwam Gezelle aangeland - en Verriest zag al dadelijk dat Heer ende Meester Guido in zijn dagen van grote innerlijke werking was. Hij zat voor een papier, schreef, zat ongeduldig. En opeens vroeg hij aan Verriest die voor vuur en onthaal aan 't zorgen was: ‘Weet gij mij niet een woord met een p voor doopkleed? - De pelder, 't is alsof 't een wiegkleed waar.’ | |
[pagina 337]
| |
Verriest wist het niet. Gezelle vond het niet. Het torment van de dichter is, evenals de versregel, onvoldaan gebleven Ga naar voetnoot1. Zo gingen de dagen te Heule nog al vlug voorbij. Na negen maand kwam de promotie: Hugo Verriest werd principaal benoemd aan het geestelijk kollege te Ieper. |
|