Verzameld werk 4
(1959)–Filip de Pillecyn– Auteursrechtelijk beschermdDe klas van 75-76De felle klas van poësis 1874-75 die gestormd had in het Klein Seminarie, kwam onmiddellijk na de hevig beroerde dagen van opstand en wegzending bij Hugo Verriest terecht. Wat een klas! Wat een ‘wonderlijk jaar’, zoals Verriest zelf heeft geschreven. Wat een geslacht van schone, krachtige kerels met de uitblinker Albrecht Rodenbach vooraan. Zie die beeltenis: te midden Hugo Verriest, die van toen af reeds wist hoe hij zich best liet fotograferen. En daarrond die weelde van jonge krachten. Bovenaan Rodenbach, de fijne dromerige kop met het zware haar, en dan, verspreid onder hun makkers, Constant Lievens die in zijn kortstondig missieleven 27.000 heidenen in Indië kerstende, de zwakke mismaakte Renaat Adriaens, een helder en lustig ventje, dat zijn ziekelijkheid vergat in goedhartigheid en werken voor zijn volk, Van den Bulcke die pastoor werd van St.-Catherine-Kapelle en bij de herdenking van de Sporenslag in 1902 te paard naar Kortrijk toog aan het hoofd van zijn boeren; Kamiel Watteeuw, die reeds van op de kollegebanken een eigen woord schreef en stierf vooraleer hij groeien kon tot een ‘wonderen schrijver, een spreker, een werker en heiligen priester’, en Bruwier die nog dokter was te Ichtegem, die kloeke, koppige, taaie Bruwier die de Blauwvoeterie van 't kollege in de praktijk heeft | |
[pagina 322]
| |
gebracht tegen het Belgisch regime, een schone onvergetelijke man, jong van oog en van hart. Dan ontbreekt daar nog Devos, de ‘eerste martelaar’ van de Vlaamse studentenbeweging, die 't jaar tevoren door superior Delbar was weggejaagd, - wat hem niet belet heeft een strijdlustige en geëerbiedigde bruine pater te worden met vrije geest en vrije tong. ‘Metaal! Metaal! Kostelijk metaal!’ schreef Hugo Verriest terecht. O! wat een geslacht van studenten is er uit de handen van Verriest gekomen! Wat een ‘legio’ van overal werkende en duldende krachten. Daar was een zucht naar ruimte in dit geslacht; daar was de adem van de zee over gevaren en de onrust van een rijk-geaard temperament. Dat vertaalde uit eigen beweging de Prometheus Ga naar voetnoot1, dat trok naar zee als Bruwier, dat trok naar Indië zoals Lievens, of naar Algiers en Kongo zoals Amaat Vyncke. Daar was de zucht in naar apostolaatschap, de honger naar het offer. ‘Staal met kruit doorstoven.’ Stel u een klas voor zoals deze, met een professor zoals Hugo Verriest! Dat waren de mannen die de ‘groote stooringe’ hadden verwekt. En sedert die heuglijke zomerdagen was de rust en het vertrouwen voorgoed verdwenen uit het Klein Seminarie. Van Hee was coadjutor benoemd te Alveringem, de goedgezinde surveillant Axters was in de ban, omdat hij een brief van een student had trachten buiten te smokkelen waar het zondige ‘met kruis in top, 't zal beter gaan’ was aan het hoofd geschreven. Superior Delbar ondernam een kruistocht in de klassen om de ‘Vlaamsche Vlagge’ te verketteren: ‘Le vlague, publication destinée à répandre des idées malsaines’. Meer dan ooit ging het er over ‘une école dans l'école’ en de hogere ontevredenheid vond haar uitdrukking in deze plastische formule: ‘On com- | |
[pagina 323]
| |
mence par critiquer les professeurs, puis les auteurs classiques.’ Dat was klaar en duidelijk. Wie ook had het in zijn hoofd gekregen aan zijn studenten de vraag te stellen: ‘Wat peist GIJ van Cicero?’ Bovenaan werd gesakkerd, onderaan werd met verbetenheid gedicht en gepraat en gekomplotteerd en tussen beide hield Hugo Verriest de Vlaamse en literaire waarheid hoog. Troost en aanmoediging van hogerhand kreeg hij niet - en ook in de stad waren ordelievende en franslievende zielen die hem zijn vernieuwingswerk kwalijk konden nemen. Zo werden b.v. de ouders van Rodenbach tegen hem gewaarschuwd door een schrijven dat een model is van een naamloze brief:
Mijnheer en Madame, Het zij mij toegelaten als lettergekende maar als rechtzinnige Vriend ed. eenen raad te geven. Albert die moest uwen troost en uwe glorie wezen, is uw kruis en uwe vrees. Waarom? Omdat hij eerst zijn meesters van 't Klein Seminarie miskend heeft, en alzoo tot miskenning van alle overheid, zelf van deze zijner ouders, en misschien later van deze van de Heilige Kerk moet komen. ... Gij hebt nu uwen oudsten door Mr Verriest laten leiden en wat is er van geworden?
Natuurlijk was dit ondertekend door ‘een regtzinnigen vriend’. |
|