Verzameld werk 4
(1959)–Filip de Pillecyn– Auteursrechtelijk beschermdDe ‘groote stooringe’Daar studeerde toen te Roeselare een genadekind dat Albrecht Rodenbach heette. Het ‘eertijds heeft er een volk bestaan’ had zijn onstuimige natuur ontketend en zijn geniaal gemoed, zijn zeer sterke persoonlijkheid werd opgezweept door het regime. Zijn rol is voldoende gekend; wij kunnen ervan afzien erover uit te weiden. Hij ‘stak het vier aan waar Verriest het hout en het poeier had opgestapeld.’ En hout en poeier was er voldoende opgestapeld. Toen het vuur erin sloeg, was de Blauwvoeterie ontstaan. Reeds vroeger werd het ontstaan en de ontwikkeling van de Blauwvoeterie uitvoerig beschreven; wij menen nochtans dat de psychologische drijfveren, zoals wij die hierboven hebben trachten uiteen te doen, te veel werden uit het oog verloren voor toevallige, maar meer direkt-sprekende feiten. Het weze voldoende hier te herhalen dat er gisting was onder het studentenvolk te Roeselare, dat Rodenbach op strooibriefjes zijn gedichten liet rondgaan en het poëtische vuur aanwakkerde en dat, na een paar incidenten, het feest van superior Delbar in de zomer van 1875 de ‘Blauwvoet’ over heel West-Vlaanderen zond. Deze incidenten, die uitliepen op de wegzending van Julius Devos, de eerste martelaar, zijn voldoende gekend. Rodenbach heeft in zijn nagelaten nota's de gang van deze feestelijkheden geschetst. Wij hebben in een notaboekje van Hugo Verriest een kort relaas gevonden, dat wij hier letterlijk weergeven: ‘In de feeste van M. Superior zijn er 2 deelen: 't Officieel: | |
[pagina 313]
| |
refter redevoeringen in 't fransch buiten de leegere fransche schole. 't Niet officieel: spelen en souper. De spelen gekozen en ingericht door de studenten met overzicht en toelatinge van de surveillanten en meest den 2 surveille. Souper binst den welken liederen en muziek gekozen en gemaakt door de studenten met overzicht en toelatinge van de bewakers. In 't jaar 1875 vierde men den feestdag van M. Superior den van twee liederen wierden gedicht aan den bewaker behandigd met toelatinge van M. Barbe en M. Destoop op muziek gesteld, met toelatinge van M. Barbe geleerd door geheel de poësis. Verscheidene keeren ging hij horken en vond dat alles omterbest was. Binstdien waren de studenten onder het bestier van M. Axters bezig met in de tegenwoordige klasse van M. Deprez het programma te schilderen en verschillige opschriften. Al met eenen keer wordt er den studenten gezeid door M. Barbe dat zij moeten een liedjen vervangen door een fransch lied en 't andere veranderen Ga naar voetnoot1. Daarop rumoer sprake en weersprake en zegsels van Devos en Watteeuw. Daarna gaat M. de Sup. hun de lesse spellen in poësis en alles komt hierop uit dat zij mogen kiezen: oftewel een fransch lied zingen met het veranderd vlaamsch lied oftewel zwijgen. Zij zeggen dat zij gaan zwijgen. Lerouge maakt een fransch lied maar 't wordt door de studenten daargelaten. Groot rumoer en opgewondenheid. Binstdien hadden de studenten het plakkaat half geschilderd. Bij de schutterstoet stond eene oude gilde met dees twee verzen getrokken uit het lied 't voorgaande jaar gezongen voor M. Superior en wel aanvaard “der vadren schimmen rijzen blij en groeten d'eedlen stoet” in den “duel aux vessies” stonden op de beukelaars van de overwinnaars Leeuwen, van de overwon- | |
[pagina 314]
| |
nen leliën... M. Barbe komt in en gebiedt van dat uit te vagen zonder daarvan iets gezeid te hebben aan M. Axters daarover ontevreden. Meerder rumoer en ontevredenheid. Ondertusschen groeide de misnoegdheid en de studenten en zouden bij hooge noch bij leege 't fransch lied gezongen hebben. In de tegenkantinge waren De raad van de Congregatie: Van Coillie prefect; Denduvver, Rodenb., V. Dosselaere, Lievens, Laevens. De raad van Vincentius: Van Coillie, Rodenb., Deruyscher, V. Dosselaere. En al de braafste J.-H. Desmet. M. Barbe gaat naar de bedden der poëten. Wilt dan rhetorika doen zingen en dan philosophie - lukt niet. 's Avonds voor de feeste gaat M. Barbe naar de bedden van eenthoeveel en vraagt of zij van de kwaa niet zijnde zullen zingen. Zij antwoorden van neen. Zoo wordt er gezeid dat zij zullen zingen, dat zij niet zullen zingen en 't vier wordt opgejaagd. Drooge feest bijzonderlijk snavond. De volgende dagen alles kwaad. Jules Devos wierd gewaarschuwd den Vrijdag (?) dat hij zou weggejaagd worden zoo hij nog een woord zei. Hij zweeg. Sedertdien heeft hij Ga naar voetnoot1 tien keeren studenten geroepen, bedreigd van ze weg te jagen. Van den onderstand aan Watteeuw te ontnemen, enz., enz. Tien keeren in de studie j'agirai, faut-il en chasser dix je les chasserai. Alle Zondagen jaagt hij het vier op. M. de Superior roept de professors bijeen zegt dat hij moeilijkheden heeft met de studenten dat de professors niet en meugen | |
[pagina 315]
| |
ondersteunen dat zooder eene professor hem niet en gedraagt hij hem niet in het huis en zal kunnen houden. Den Zaterdag hoort M. Superior dat hij gezeid heeft aan Jul. V. de Putte dat hij tvolgende jaar geen fransche liedjes en moeste zingen. Hij wordt geroepen en weggejaagd den Zondag nuchten. - Een professor vraagt of hij dat gezeid heeft achter de waarschuwinge of te vooren. Sedertdien worden redens van vorig gedrag gevoegd bij de eerste reden. Dit bekend gemaakt door de biechtvaders van Julius zelve aan superior die dan mij zegt - dat hij tevreden is van zijn openhertigheid. M. Barbe zegt aan J. Devos eenige dagen voor de moeilijkheid dat hij stijf voldaan is van zijn doeninge’.
De katakombentijd was volop ingetreden. Superior Delbar zette al zijn welvoldaanheid en al zijn traditie tegen de Beweging; er werd streng toegezien dat de werken van Conscience geen verdere verwoestingen onder de studenten zouden aanrichten, het was de tijd van het ‘on sévira - prudemment - paternellement, mais fortement’. Jongens die zich tot het priesterleven voorbereidden, werden bedreigd met ‘obstacle à la vocation’. Onbemiddelde studenten werden met het vooruitzicht van broodroof in het superiorlijke spoor gehouden. Het Vlaams was tot dan toe begraven en de doden laat men met rust; maar nu leefde het, geweldig en vol onstuimigheid: heel het oud regime stond op om het weer in de grond te krijgen. Verbod werd gegeven nog over Vlaanderen te spreken. Zelfs werd niet toegestaan in het Vlaams te bidden. ‘Jaarlijks werd er door geheel het college een bedevaart gedaan naar Dadizeele. Er werd gevraagd, door Am. Lootens (student) in naam der studenten op 15 Juni 1876 of men in het Vlaamsch mocht bidden, ten einde aan de menschen van te lande geen verergernis te geven, en dat het betaamde te midden vlaam- | |
[pagina 316]
| |
sche velden, hunnen God te aanbidden in de tale die Hij aan het vlaamsche volk geschonken had.’ De toelating werd geweigerd en M. Dierickx, hulpsurveillant en vlaamsgezinde, kon geen ander antwoord geven: ‘'t Is tegen het bevel van den baas.’ Lazen toch in het Vlaams de vaandeldragers en de jongens van het ‘klein koerken’ die volgden. ‘Schande! Schande!’ was het wederwoord. ‘Wij die ter opbeuring werken en moeten verergernisse geven!’ En Al. Bruwier riep uit: ‘Zes fransche paternosters op ons herte!’ Ga naar voetnoot1
Het was uit tussen Hugo Verriest en superior Delbar. Deze eerwaarde kanunnik wist maar al te veel wie door zijn lessen en gesprekken ‘une école dans l'école’ had gesticht. En hoe Hugo Verriest dacht over de superior, staat heel duidelijk in zijn notaboekje te lezen: ‘M. De Gryse spreekt altemets van M. Super. Zoo zeide hij nog dat M. Sup. ne keer was zoodanig buiten zijn zelven als surveillant dat geen mensch meer maar een wilde beeste was zijn eigen niet meer bezittende. - Dat mediteerende over de gramschap de studenten ronkten zoodanig dat hij zei dat hij wist wat hij daarvan voor zijn eigen moeste nemen.’ En dan, dit korte, ongenadige rekwisitorium: ‘Incapacité pr la direct; Incapacité pr la science; Incapacité pr caractère; | |
[pagina 317]
| |
Son act avec les lettres; Ga naar voetnoot1 Son act avec les secrets confiés par les élèves et sur lesquels promesse de secret; Son act et parole sur les anciens professeurs sur les prêtres des environs. - Sur les princip professeurs des autres collèges sur tous les prêtres du diocèse qu'il connait sur les prêtres revêtus de autorité; Son act et parol, tchant anciens, étudiants et prêtres dont il révèle ts les secrets les misères, etc. avec nom et prénom.’ |
|