Verzameld werk 4
(1959)–Filip de Pillecyn– Auteursrechtelijk beschermdDe studentenDat was het personeel van het Roeselaars Klein Seminarie in die heuglijke en beslissende jaren. En daaronder en daarrond roerde een jeugd die de adelbrieven van haar oorsprong met fierheid aan het ontdekken was. Consciences Kerels van Vlaanderen was in 1871 verschenen. Dat was nu eens werk waarbij de jeugd haar bloed kon horen kloppen. Dat was de felle taal van helden uit de legende, dat was het volk van West-Vlaanderen, dat was Brugge. Gezelle was begonnen met de historische herinneringen. Voortaan was de legendarische atmosfeer van het oude Vlaanderen de atmosfeer geworden van een romantische en edelmoedige jeugd. Hugo Verriest stond er middenin. Lees maar zijn rede in ‘Bond’ en ‘Kring der Jongelingen’ over het ‘eertijds heeft er een volk bestaan’. En in zijn lessen klonk steeds één zelfde taal. In een dagboekje van de nog niet vergeten Van Coillie, die student was bij Verriest een jaar vóór Rodenbach, lezen wij o.m. onder de vermelding der opgaven voor ‘Discours flamand’: Rede van Gewijde van Dampierre bij zijn terugkeer uit Frankrijk, - | |
[pagina 309]
| |
Gewijde van Namen voor de slag der Gulden Sporen spreekt het Vlaams leger aan, enz.. En in de ‘Lettergilde’ waarvan hij bestuurder was, ging de historische orgie haar gang. In de opstellen van Rodenbach weerklinkt het met volle onstuimigheid. In zijn opstel ‘De Kerels’, voorgedragen in de ‘Lettergilde’, gaat het aanhoudend: ‘Lacy! Lacy! Waar zijn de kloeke vlaamsche kerels! - O Kerels, onze vaders, trilt onder uw steenen graven!...’ En in de spelersgilden werden opgevoerd: ‘Philippine van Vlaanderen, - Breydel en De Coninck, - Gewijde van Dampierre, - Jacob van Artevelde, - Lodewijk van Nevers, - Zannekin, - Uit den Franschen tijd, - De Witte Kaproen, - De Gilde, - Schilt ende Vriend, - De Wacht over Vlaanderen, - De Brugsche Metten, - Ondergang der Kerels’. Ga naar voetnoot1 |
|