Verzameld werk 4
(1959)–Filip de Pillecyn– Auteursrechtelijk beschermdHoe het Vlaamse leven erin kwamWij hebben een Verriest gekend die voordrachten hield, die deklameerde over Gezelle. Een Verriest met sierlijk gebaar en verrukkelijk woord. Hij heeft bekoring gebracht in Noord-Nederland door de zoetheid van zijn Vlaams. Wij hebben een Verriest gekend die voorzichtig en optimistisch was. En in het Vlaanderen van na de oorlog was voorzichtigheid en optimisme een zeer slecht getuigschrift. Wij hebben, door de deklamerende, charmerende Verriest, de Verriest vergeten die, naar een woord van pastoor Blancke, ‘het hout en het poeier samenbracht waaraan Rodenbach het vier zou steken’. Of liever wij hebben die Verriest nooit gekend. Wij hebben van Verriest geweten dat hij leerling was van Gezelle en de leraar van Albrecht Rodenbach, dat hij een uitstekend professor was, dat hij de studentenbeweging genegen was. En wij weten ook dat, ten tijde van zijn professorschap in het Klein Seminarie te Roeselare, er aldaar een ‘Blauwvoeterie’ ontstaan is: een opstanding van de Vlaamse, studerende jeugd tegen een onderwijsregime dat hen vervreemdde van hun Vlaamse natuur, en dat van uit Roeselare de brand zijn gensters zond over heel het Vlaamse land. Maar de naam van Verriest wordt er maar terloops bij vermeld. Die bewogen en vruchtbare jaren zijn bladzijden uit de geschiedenis van de Vlaamse herwording waarbij Hugo Verriest in het halfduister blijft. | |
[pagina 304]
| |
En nochtans die periode, dat is juist de periode van Verriest, van de man Verriest, van de Vlaming Verriest. Wij zullen in de volgende bladzijden trachten aan te tonen hoe hij stond in het hart van de Blauwvoeterie, hoe hij medeleefde met de studenten, voor hen optrad en naar Brugge trok en om hunnentwille de bitterheid van de ongenade heeft gekend. Wij leven vlug en wij vergeten vlug. Wij hebben bitterheid te over voor wie niet evenmatig met ons opmarcheert. Ook Hugo Verriest heeft zijn deel daarvan gekregen. De oude pastoor die zoveel ten goede had zien veranderen in Vlaanderen en om zijn optimisme te wettigen, steeds terugdacht aan de tijd toen de adressen op koffers en naamkaartjes verplicht Frans waren, voelde het ongeduld niet waarvan Vlaanderen thans davert. Wij achten het een daad van rechtvaardigheid en piëteit tevens, aan de rol te herinneren door Hugo Verriest vervuld toen de eerste schijn van Vlaamse zelfbewustheid over de studentenjeugd ging. Hij had zijn tijd als surveillant voleind. Twee jaar lang had hij, door zijn gesprekken en konferenties, de studenten gevormd en voor hun geest andere en schonere verten geopend dan degene, die, volgens de uitwerking van het officieel programma, hun hart en hun verstand moesten omsluiten. In 1873 werd hij leraar in de retorika. Almeteen nam hij bezit van zijn studenten. Als surveillant was zijn naam gevestigd onder de leerlingen, en de voordrachten in ‘Bond’ en Jongelingenkring hadden hem vooruitgeschoven als een man die, onder de professors van 't Klein Seminarie, de Vlaamse Beweging leidde. Daar was trouwens leven gekomen in die jeugd. Het onderwijs van Gezelle had nagewerkt; de woorden van Hugo Verriest, zijn dagelijkse lessen en opmerkingen vonden graag gehoor. Ook in andere kolleges was er rumoer; daar porde iets naar omhoog. En als men in Vlaanderen voelt dat er iets moet gedaan worden, dan sticht men een tijdschrift. | |
[pagina 305]
| |
Dit tijdschrift zou voorlopig een almanak zijn, de ‘Almanak der leerende Jeugd’, gesticht door Amaat Vyncke en Zeger Malfait. Wat de studenten deden, wist Verriest. Hij was hun mentor, hun Vlaamse biechtvader, hij stond in hun midden Ga naar voetnoot1. En hij was ook de eerste die op de hoogte werd gehouden van de toestand van de ‘Almanak’. Uit het Seminarie van Brugge schreef Amaat Vyncke hem een brief, gedateerd St.-Huibrecht-dag 1874:
‘Zeer Eerweerde Heer ende Meester, God zij geloofd, de actieën van den “Almanak der Leerende Jeugd” staan goed... D'Eerweerdige Heer ende Meester Guido Gezelle heeft Zaterdag laatst de boekskens afgezonden met aanduiding der Stukskes die hij weerdig achtte van in den Almanak te staan: er zal een beetje van soorten zijn: wat van Jezus en Maria, Sinte Luitgarde, Pius IX, Karel Blancken's Vooruit, 't Is beter, Vanhee's Winter en Zomer, Decarne's Keuntje, Wat van de Geloofszendelingen van Vlaanderen te Mogol, enz., enz. te lang om te melden. Er is ook een plaatsje gereed open voor iets dat wij van Lodewijk De Coninck verwachten, want hij is de West-Vlaamsche Gebroeders Ga naar voetnoot2 genegen, en eene andere plaatse wacht achter hetgene Gij, Eerweerde Heer ende Meester, beloofd hebt over de Vlaamsche Beweging.’
Ja, als er over de Vlaamse Beweging te spreken of te schrijven was, ging men naar Verriest. Zijn formulering uit de voordracht in de ‘Bond’ was de handleiding geworden van de vlaamsgezinde studenten. En zij laten steeds meer en meer van zich horen, die studenten. | |
[pagina 306]
| |
Daar was reaktie tegen het onderwijsstelsel dat, als een log blok, drukte op de mens en op de Vlaming. In stilte werd er gedicht en gestudeerd. De geschiedenis van Vlaanderen, de taal van Vlaanderen, werden door de studenten met passie besproken. Maar het bleef nog bij innerlijke tegenwerking en de gevallen van openlijke opstand tegen het regime hadden tot geen opspraakwekkende feiten aanleiding gegeven. Ook buiten Roeselare was het ‘vier’ gevlogen. Zo lezen wij o.a. in de hogervermelde brief van Amaat Vyncke aan Hugo Verriest:
‘Uit Thielt is er mij vandaag nog al raar nieuws toegekomen (per blauwbrief) van Firmin Verhelst, ook eenen West-Vlaamschen Gebroeder. - Ik deel het UEd. mede opdat gij zoudt weten hoe hooge 't vlaamsch daar geschat is en hoe veel het te werke gesteld wordt.“Ik ga, als 't God belieft mijn exaam passeeren, en in het vlaamsch hoop ik, zuiveruit omdat ik zoo vroedende dul ben dat onze leeraar van geen vlaamsch en gebaart... Over jaar hebben ze 18 tot 20 vlaamsche lessen gehad, en nu heeft hij de ure van vlaamsch met latijn vervuld, zeker omdat wij allen zooveel van het vlaamsch kunnen!!! - Nu, ik zal mijn exaam in 't vlaamsch doen, en krijg ik een buize, ik steke mij soldaat.”’ Dat is reeds Blauwvoetentaal. |