Verzameld werk 4
(1959)–Filip de Pillecyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 286]
| |
hoog in aanzien bij studenten en professors en sleet er drie jaar zonder dat echter iets merkwaardigs in zijn professorsleven voorviel. Dat hij in die tijd toch reeds het Vlaams hart onder zijn leerlingen spreken liet, bewijzen o.m. brieven van gelukwensen die door zijn studenten op zijn feestdag werden voorgelezen en waar men hem heil wil wensen in ‘onze geliefde vlaamsche taal’. Die feestdag van Hugo Verriest moet trouwens een hele gebeurtenis geweest zijn in het kalme en éénvormige kollegeleven, want het jaar nadat Hugo Verriest van Brugge naar het Klein Seminarie van Roeselare was verplaatst, schreef hem de superior van St.-Lodewijkskollege: Bruges, 31 mars 1868. En deken De Bo die er professor was, schreef onderaan dit briefje met zijn vaste, klare hand: Een zalig naamfeest, Hugo, uit den grond mijns harten. | |
[pagina 287]
| |
Een gelukkig leven zonder geschiedenis sleet Hugo Verriest te Brugge. Samen met de fijngevoelige en tere superior Minne en de onvermoeibare werker De Bo, met Pieter Busschaert, Ga naar voetnoot1 de innige muzikant. Soms werd hij 's nachts wakker geklopt door Busschaert, als deze, in een smartelijke hoestbui, zijn kapotte longen uitspuwde; met zachte, vrouwelijke hand verzorgde Hugo hem tot de poos over was. Een uitgelezen en hartelijk gezelschap was het daar, in dit Brugse kollege. ‘Leefden daar een tal mannen, weerd om herdenken bijna al “figuren” die entwie en entwat waren; want dat was ook eene bijzonderheid in het Brugsch bestuur, de eigen gaven te laten bloeien onder wijs beleid. Geene algemeen vorms waarin men kindergeesten en herten kneedde om er eenvormige beelden uit te halen, maar ware menschen, met eigen verstand en hert en wil, richtend en vormend naar een hooger doel.’ Ga naar voetnoot2 Hugo Verriest had te Brugge het wittebrood van zijn professorsleven gegeten. In dankbare herinnering heeft hij die tijd bewaard en toen hij zijn ‘Twintig Vlaamsche koppen’ uitgaf, waren de eerste twee die hij plaatste: deken De Bo en Pieter Busschaert. In 1867 werd hij benoemd aan 't Klein Seminarie te Roeselare. ‘Puissiez vous faire à Roulers tout le bien que vous faisiez à Bruges,’ had hem superior Minne toegewenst. Maar te Roeselare was er een superior die Delbar heette. |