En doodgepreekt.
Vlug en ongeduldig, was hij reeds aan een andere zin bezig vooraleer zijn gedachte ten volle was uitgepraat. Hij had te weinig aan één tong, aan één mond: hij kon niet rap genoeg, niet veel genoeg zeggen. En de waarheid, de striemende of de zalvende, stortte, wentelde, barstte los, gulpte alles overweldigend over 't gemoed, het verbaasde en het bewonderende, van zijn volk. ‘Hij heeft zijn longen uitgetierd en zijn herte brokke voor brokke, verbruizeld en uitgedeeld,’ zei Warden Vermeulen in zijn lijkrede. Een machtige keel die het stille geluid niet kende, hield het vol, een uur, twee uren, zondag op zondag.
De fysische uithoudingskracht van pastorke, van dit kleine mannetje, is niet te begrijpen zonder de innerlijke vlam die nooit doofde of verflauwde. Het is pastorke's hart dat pastorke's werk deed. Het sprak in zijn sermoenen, het joeg hem voort over ‘klems en daals’, het dreef zijn vlug, eerlijk pennetje over brief en kopijpapier.
Zijn werk en zijn persoonlijkheid zijn een deel van het lijdensproces van het ‘Arm Vlaanderen’.
In nederigheid en verdokenheid heeft hij geleden en gewerkt, zoals het volk waartoe hij gezonden was. In zijn werk en in de liefde van de schamelen heeft hij al zijn troost en zijn beloning gevonden.
Zijn arbeid en zijn offer wezen zegenrijk voor Vlaanderen.
1927