met poeder en lippenstift deden verdwijnen. Deze kamer was vol van hun onzichtbare aanwezigheid, vanaf het bed tot de intieme wasgelegenheid en de divan met ingedrukte veren. De heldere dag daar buiten bracht zijn verdoezeld licht door de gordijnen, op een prentje aan de muur vervolgde een sater een nimf door het bos, beneden sloeg een hangklok het uur en in de straat klonken de vele geruchten van het drukke verkeer. Dan zouden zij opstaan en dat was weer het einde. En met een vluchtige kus zouden zij deze kamer verlaten.
- Ik zou een kindje willen van u, zegde zij peinzend.
De band van een kind, dacht Paul, na de band van de zinnen, sterker dan de band van de zinnen.
In het stilzwijgen waar ieder met zijn gedachten bezig was, dacht hij plots aan Geertje. Hij voelde het als een ontwijding aan haar te denken terwijl hij naast deze vrouw lag. Ik moet er een eind aan maken, dacht hij.
- Paul, hebt gij niet gehoord wat ik zei, vroeg ze.
- Ja, antwoordde hij kort.
Zij voelde dat haar woorden verwijdering brachten tussen hen. Zij begreep het niet.
- Willen wij gaan, het is tijd, zei hij.
Verdrietig kleedde zij zich aan. Er was nog tijd genoeg. Zou hij mij reeds beu zijn, dacht zij. Er kwamen tranen van ergernis in haar ogen.
Zij zaten samen in het café waarvoor zij haar wagen had geparkeerd. Zij voelden beiden dat er iets tussen hen lag. Marcelle trachtte tevergeefs te raden wat het mocht zijn. Kon ik het haar toch maar zeggen, dacht Paul.
- Hebt gij er eens ernstig over nagedacht dat onze verhouding tot niets kan leiden, vroeg hij ten slotte.
- Dat hebt gij reeds gezegd, antwoordde zij gekrenkt. Is er misschien iemand anders tussen ons gekomen?
Hij aarzelde met zijn antwoord. ‘Neen,’ zei hij.