- En zult gij u niet eenzaam voelen buiten het gezelschap van vriendinnen en de verstrooiing van de grote stad, vroeg hij.
- Eenzaam, vroeg zij verwonderd, wie kan zich hier ooit eenzaam voelen.
Hij knikte begrijpend.
- Maar het leven is lang, zei hij.
Ja, het leven is lang. Voor een meisje van achttien jaar schijnt het nooit naar zijn eind te zullen gaan en iedere morgen is het alsof het pas begint.
- Ik ben zeer ongeduldig geweest naar deze dag, zei ze, het is mij alsof ik nu eerst weet hoe goed het hier is.
Zij keek aandachtig naar het land dat wijd en vlak gestrekt lag in de innige kleuren van de avond. De beek die linksaf naar de rivier ging, de knotwilgen ver weg aan de dijk en te midden van het weiland de duistere olmendreef die de schaduwen van de avond dichterbij bracht.
- En zult ge al uw vriendinnen niet missen en tante Henriette, vroeg hij.
- Neen, schudde zij, die waren slechts ongeduldig om hun entree te doen in de wereld en hun laatste zorg was onberispelijk te kunnen dansen voor deze gebeurtenis. En tante Henriette is zeer lief maar zij is zoveel anders dan gij, vader, en al haar belangstelling gaat naar zaken die mij niet interesseren. Zij weet alles wat er in de omgeving van goeverneur Karel gebeurt en als er iets is dat buiten haar weet is voorbijgegaan, voelt zij zich gekrenkt en ongelukkig.
De heer de Hovel glimlachte.
- Zij is zo geworden omdat zij sinds twintig jaar in niets anders heeft geleefd, antwoordde hij, en het leven is samengesteld uit gewoonten.
Zo spraken zij en de avond werd grauw rondom het huis en toen de kaarsen waren aangestoken lag heel de wereld in stilte rondom hen.