waren van een edel en krachtig ras. Zij kwamen en verdwenen soms zonder één enkel woord te spreken. De mantels fladderden, de wapens blonken in de zon, aan de flank van de rijdieren blonk het vierhoekige schild met het witte kruis. Zij waren de heren van de woestijn en hielden toezicht over alles wat reisde door hun gebied.
Die schoonheid ging verloren voor Pieter Fardé. Een slaaf ziet de dingen anders dan een vrij man al is zijn ziel ook niet geklonken in de keten van zijn lotsbestemming. Pieter Fardé was dubbel slaaf. Hij miste niet zozeer die gewone vrijheid van de mensen om hun eigen wil te doen en te lopen waar hun hart hen heen trekt. Voor die zaken had hij de slavernij van Kristus vrijwillig over zich genomen. Maar het deed hem hartzeer zijn gerede mond te moeten houden om de glorie en de waarheid van Kristus' rijk te verkondigen.
Veel minder dacht hij aan de ironie van de tegenstellingen met het doel van zijn reis en de uitkomst daarvan. Hij had immers toch het geld ontrukt aan pootvaste boeren om slaven af te kopen en nu liep hij zelf in 't gareel.
Voorzeker, die menselijke miserie was hem niet onverschillig. Hij die het verschil niet voelt tussen vierentwintig vrije uren en een dag van vierentwintig uren waarover iemand anders minuut na minuut beschikt, dat zou geen mens meer wezen. En in het zand van de woestijn dacht hij dikwijls aan de lafenis van het groen in het dorp Nazareth waar zijn broer pastoor was en aan de koele dronk die er werd genoten, onder het zwijgende loven van Hem die de druif liet rijpen aan de wijnstok. Maar, aanhoudend zoals de golf een andere golf naspoelt, pijnigde hem de gedachte aan de uren die door zijn slavernij voor de leer van Kristus verloren waren.
Zo bereikte de karavaan Targa, aan de zoom van de woestenij. De lucht was er zwaarder geworden door de vruchtbaarheid van de streek. De dalen waren er diepe korven van groen, de hellingen