belen de tol aan de heerseresse van de woestijn, Timboectoe. De Muzelmannen waren er in de eerste jaren van 1500 binnen gevallen en op de sneê van hun kromzwaard hadden zij de Islam opgedrongen. Maar de Arabieren van Agades hadden in de grond van hun ziel nog veel erfelijk heidendom.
Pieter Fardé begon dadelijk na zijn aankomst te Agades zijn zorgen te wijden aan het woonhuis van de meester. Hij vlocht de lijnen dooreen, deelde de vertrekken in op redelijke wijze, beschikte en kwam na verloop van enkele dagen Soera Belijn onder de ogen met verschillende plannen die zeer sierlijk en verscheiden waren uitgewerkt.
Soera Belijn was verbaasd over de bedrevenheid van zijn slaaf. Maar de plattegronden waren weinig zeggend tot zijn geest. Pieter Fardé had echter geen moeite hem dit te verduidelijken daar zijn meester van natuurwege vlug van begrip was.
Toen hem alles klaar was hoe het er van binnen zou uitzien - en toen hij het keurige uitzicht van een voorgevel had bewonderd, greep hij Pieter Fardé bij de arm en zegde hem:
- Als dit plan kan uitgewerkt worden tot een landhuis en indien gij het zijt die zulks volbrengt, dan beloof ik u, bij de Profeet, dat gij de keuze zult hebben tussen 200 daalders of uw vrijheid.
Dat werd gezegd in het bijzijn van Daniël van Breuckel die, ofschoon zijn geringe kennis in deze zaken van weinig nut was, toch door Pieter Fardé als zijn helper werd gebruikt. Zo deelde hij in de gunst en het aanzien waarmee de geleerde slaaf werd tegemoet gekomen in het huis van zijn meester.
Pieter Fardé viel op de knieën en gaf Daniël van Breuckel een wenk hetzelfde te doen.
- Machtige heer, riep hij uit, ik ben een slaaf en verlang geen geld. Maar indien de bouw naar uw wens en welbehagen voltrokken is, zal ik van uwe goedheid mijne vrijheid en die van mijn broeder vragen.