hem, alsof zijn borst warm werd in de betekenis van hun woorden, of hij zelf dacht en dichtte. Hij zou ze niet meer opendoen.
Hij voelde zich gedeemoedigd. Hij had gemeend een zin te geven aan het leven van de mensen. Zij liepen onder zijn venster door, in de straten van het stadje en ver weg, in vele landen, werkten en vochten en stierven. Hij was overmoedig geweest, hij had op heel dit leven neergezien toen hij weggelopen was uit het huis van zijn vader. Dat stond, gerijd met de andere huizen, op de markt van Malmedy.
En misschien was het 't enige huis in het stadje waar men soms nadacht over de betekenis van wat de mensen doen.
En recht daarover woonde Lou.
Twee dagen later kwam Nickel zijn oude plaats in de kamer innemen. Hij ging op een stoel zitten alsof die hem alleen toebehoorde en keek loens naar Hans die verlegen aan het venster stond.
- De groeten van die meid ginder, zei Nickel.
Het was alsof hij daar Hans tegen de grond had geslagen en hem nu wel weer onder zijn bescherming wou nemen.
- Ik ben eens aan de overzijde geweest van die molshopen die ze hier bergen noemen, zei Nickel. Daar is niks te doen. Daar is de wereld niet veranderd. Ze leven met hun vee en weten niet dat een ontwikkeld mens moet eten en drinken. En als ik hun sprak over de kozakken lachten ze mij niet uit maar ze keken naar mij met ernstige, bange ogen en zwegen. Zodanig dat ik zelf lust tot zwijgen kreeg.
En toen heb ik ook een wonder van een wijf ontmoet. Uit Spanje komt ze en ze is er een van ho la la.
Zijn lepe ogen loerden naar Hans. Die stond nog altijd met het gezicht tegen het venster en zweeg.
- Nu, als ge daar niets weet op te zeggen, dan is mijn geschiedenis ook uit. Maar ver van hier is ze niet, dat zeg ik je.