- Ja, zei de moeder, die hadden het harder in hun tijd. Die stonden zelf aan de schorsmolen of in de teerputten en wat ze verdienden spaarden ze.
Alle drie keken ze een poosje naar de man met het harde gezicht die zelf in de riekende teerputten had gestaan en niet had durven uitgeven wat hij verdiende.
- Nu is het een schitterende tijd voor de huidevetters, niet waar, mama, vroeg Lou en haar stem klonk trots.
Ja, Hans wist het, een gouden tijd. Nergens in Europa werden de huiden zo gemakkelijk afgezet. De heren van de intendance behandelden genadiglijk de dochters en de huiden. En Napoleon's soldaten liepen de heldendood tegemoet op leder dat niet de voorgeschreven tijd in de teerputten had gelegen. Maar een gouden tijd was het.
Toen voelde Hans hoe Lou's moeder schroomvol zijn gedachten naderde. Hij wist dat die avond, als een halte van zijn kinderjaren in zijn jonge mannenleven, voorgoed voorbij was en alle vreugd was verdwenen.
- Waarom zoudt ge niet doen zoals wij en mijn lieve jongen worden?
Hij wist niet wat te antwoorden.
Maar Lou voegde er schuchter aan toe:
- Denk niet aan de teerputten, Hans, geen enkel huidevetter gaat nog in de teerputten, nietwaar, mama?
Hans keek nog eens naar de man van het portret.
- Ik geloof dat ik moet gaan, zuchtte hij.
Zij wisten niet meer wat te zeggen. Er lag vermoeidheid en weemoed in de huiskamer. De moeder ging aan de straatdeur zien; zij hoorden hoe iemand in 't voorbijgaan ‘Bonsoir’ zei; en Lou drong zich tegen hem aan, zuchtend haar hoofdje tegen zijn borst glijdend.
Toen stapte Hans het Plein op dat stil lag. Zijn stap klonk