maar allemaal treffelijk, zoals bij voorbeeld wat gij wel zult kennen.
En hij zong, zachtjes aanheffend, maar onbedwingbaar hard na een paar verzen het schone lied van de Drie Tamboers. Bij het weerkerende ram-plam, ram-plam-plam, nam hij zijn kroes en ging op het houten tafelblad los en Johan, in de lichtheid van bier en zomeravond, zong mee en trommelde het refrein van de Drie Tamboers.
- Ziezo, zei pater Bruno, zeer tevreden na een laatste krachtige ademstoot, zulke liedjes worden niet meer gemaakt.
Toen zong soldaat Johan, stil en eentonig, het lied dat de boer Niklaas had gehoord in de koorts van zijn vizioenen; in plechtige en verwarde woorden zong hij over aarde en rechtvaardigheid. De monnik keek van terzij naar het scherpe gezicht van de zingende man, dat vast en ernstig stond, en naar de grote harde vuisten die in de gang van het lied soms dichter werden toegeknepen, en hij zei, toen het lied was uitgezongen:
- Soldaat Johan, ik geloof dat de rechtvaardigheid van de aarde er komen zal, maar dan zullen er nog velen zoals gij moeten geboren worden.
Zo spraken zij en dronken onderwijl licht en helder bier en pater Bruno bestelde eten en was gelukkig dat er ook koude vis in huis was. Niets was hartelijker en kloeker, legde hij uit, en hij roemde de vele soorten vis die hij kende.
- En een viske uit het water halen, al is het ook het water van de abt, is geen kwaad want als het visken een eindje doorzwemt dan valt het toch buiten de jurisdiktie van die eerwaarde zoals dat heet in kerkelijke taal.
Hij lachte met vol gezicht want hij dacht aan de rentmeester.
De maan stond reeds hoog toen zij opstonden en naar hun slaapstee gingen.