Onder den hiel(1920)–Filip de Pillecyn, Jozef Simons– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] O mannen O mannen, die ook moeders hebt en vrouwen, Die ook het juk van hooge meesters kent, Zult ge ooit de vaan der werelden ontvouwen, Zult ge ooit de hand die uwe daden ment Brijzelen met een grijns van stouten wil? Kalm trilt de nacht door de safieren sferen, En allen liggen, als een kudde stil, Doof voor het haatlijk klakken der geweren. En morgen weer dezelfde lamme dag, Van brood en soep en luidschreeuwende zorgen Om 't beetje drinkgeld voor het ruw gelag. O! Rees toch na dees nacht geen nieuwe morgen. Januari 1918. Vorige Volgende