Onder den hiel(1920)–Filip de Pillecyn, Jozef Simons– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Meditatie Ik heb deze' avond, nu de dood zoo dicht Heur armen om mijn hals lei, overdacht De diepe vreugde die in 't leven ligt, Het stil genieten, zonder zucht of klacht Van wat men lief heeft tot het eind der dagen. 't Geruisch der oogsten in hun eenzaamheid, Terwijl de torens naar de verten dragen Hun tragen groet aan zuster Eeuwigheid. En het geschuif der winden in het lisch, 't Gescheer der meeuwen en het zoete glijden Van booten, vol met witgeschubden visch, - En ver gezang met teerheid van getijden. En 't vaderhuis... de wondre zondagsrust Van 't dorp bij vespertijd; regen op ruiten, Die 'zoo getrouw de eenzame vrede kust, 't Stemmig gerucht van deuren die ze sluiten Bij valavond... En de onverwonnen vreugd Van strijd met reine staal van de gedachte, Passie van daden, warme wijn der jeugd, De handgreep van geslachten met geslachten. Het leven zelf, de vlugge jacht van 't bloed, En eindlijk de uren, rijker dan een leven, Als m'in zich zelf de trotsche weelde voedt, Al, àl dees vreugd grootsch weg te kunnen geven. Oostkerke, November 1917. Vorige Volgende