Onder den hiel(1920)–Filip de Pillecyn, Jozef Simons– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Oude brieven Toen heb ik mijn oude brieven genomen: Geel was 't papier en 't geschrift vertaand. Asch van zooveel vergloeide droomen. Hoe licht nu wat ik heb gewaand 't Zwaar goud van alle vreugde en zorgen, Zooveel omjuicht, zooveel betraand. De wake zonder nacht of morgen, Het liefst geheim der verboden jeugd Met angstigen trots geborgen. Toen heb ik het zoet verhaal herdacht. Duizenden hebben het voorgedaan, Duizenden zijn nooit moegewacht. En boven mij, als een gouden vaan, Wuifde de zon den avond tegen, En rondom mij zag ik de oogsten staan Waar het seizoen was tot vrucht gestegen, En boven de einders, gelijk een schalmei, Zong luid een meid de vreugd der levenswegen. Toen heb ik blad na blad vaneen gescheurd. Een snipper dartelde op een korengerve En 'k las ‘eeuwige liefde’ en ‘mijn hart verscheurt.’ Och! 't leeft en sterft en leeft om weer te sterven, En elk seizoen van 't leven rijpt zijn oogst. En geen gaat om een liefde ten verderve. Avekapelle, '17. Vorige Volgende