Onder den hiel(1920)–Filip de Pillecyn, Jozef Simons– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Aan Leo de Nayer Nauw had de storm der jeugd u in zijn armen Getild, o schoon soldaat, de driftenrijke En dronken zeegning, die de lip doet reiken Naar ideaal, 't hoogeedle, bruisend warme. De tijd stond stil. De uren van ermbarmen Verzonken dieper naar de rei der lijken Wies, en tot de starren, golfde slijk en Bloed en haat, veel forscher dan het karmen. O! Hoofdig is het lied van de banieren, Waaiend hun trots boven het rood festijn Van veel verminkte borsten. Ach! uw oog Had zich beroesd aan d'al te fellen wijn. Thans rijst de logen die uw jeugd bedroog, O schoon soldaat, en die uw dood komt vieren. November 1918. Vorige Volgende