Onder den hiel(1920)–Filip de Pillecyn, Jozef Simons– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Verloofd In het licht van zon en zomer Langsheen 't schilfrend zeegeklots Stijgt de kleine stoet al joelend Naar het kerksken op de rots. Al de kinders, groote en mindre Knaap en meisje, bruin en blond. Gaan hun rozenhoedje bidden Voor de mannen van het front. Groote zus, hoewel zij jokkend Met de bende medelacht, Draagt in dieper oog de sporen Van een slapeloozen nacht. Ze is verloofd en Joep, heur jongen, Schreef haar gistren in zijn brief: ‘'k Lig op voorpost, in de branding, Bid voor mij, mijn Niny lief.’ 't Kerksken helmt van hunne stemmen, Zus, die 't outer nader terdt, Zus, die vóórbidt, legt in 't smeeken Gansch heur minnend meisjeshert. Over zee knalt een kanonschot... Groote zus schrikt op, verstoord, En de blonde kinderkopkens Kijken om door de open poort... Neerwaarts daalt de kleine beevaart Langsheen 't schilfrend zeegeklots; Zus veraêmt en zingt! betrouwend Op 't Liefvrouwken op de rots. Le Havre, Aug. 1917. Vorige Volgende