Onder den hiel(1920)–Filip de Pillecyn, Jozef Simons– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Levenslust Als de kanonnen zwijgen wen het licht vervaagt En ik bij 't vuurken mijmer in mijn duistre loods, Vergeet ik 't spoken van het grimme beeld des Doods, En 'k voel de levenslust, die in mijn boezem jaagt. Eens wekte een zonnestraal in mij het wonder licht: Mijn liefde van den man tot een teer-eedle vrouw; Doch 'k haatte 't leven toen, en 'k heb zonder berouw Mijn schreden weg van daar, weȇr 't duister in gericht. Maar nu de Dood zoo reede met haar zeise zwaait Viert levenslust triomf in mijn gerijpt gemoed. Wat is te leven heerlijk! Leven is zoo zoet Met boom en bloem en vlinder, als de zonne laait! Laat de kanonnen zwijgen als het licht vervaagt, En laat mij van haar droomen, in mijn schaamle loods, Die wekte in mij de liefde, simpel edel-grootsch.... Vind ik haar weder als de vrede-morgen daagt? Nieuwkapelle, 18 April 1918. Vorige Volgende