Gelatenheid
Ik overzie al deze nederige mensen van de barak. Zij zijn gelaten, zij hebben geen besef dat zij misdaan hebben. Velen waren ingeschakeld in de beweging lang vóór de oorlog, en hebben gevolgd met de logica van de eenvoudigen van hart die menen dat ge geen kwaad doet als ge overtuigd zijt goed te doen. Burgemeesters, secretarissen, veldwachters van landelijke gemeenten hebben hun best gedaan om de vele kleine mensen waarover zij waren aangesteld aan eten te helpen; zij hadden de grote boeren tegen zich. Zij werden voor Duitsers uitgemaakt omdat zij graan, aardappelen en melk deden inleveren voor hen die geen geld hadden voor de zwarte markt. Sommigen voelen de zware hand van een kasteelheer over zich, die in de veilige weelde van zijn verblijf zich afzijdig hield en zich bij de weerstand rekent omdat hij, in alle vertrouwelijkheid, fluisterde dat de Duitsers zullen verliezen.
Arbeiders, die er vele andere kennen die vrijwillig naar Duitsland gingen werken en nu in de zuivere burgerdeugd zijn opgenomen. En al die andere kleine mensen die niemand daarbuiten tracht te begrijpen en die alleen het besef hebben dat ze onder een schromelijk onrecht liggen. Ge moet maar naar de Gentenaars luisteren.
En Legioensoldaten van het eerste uur. Het kan nu de ex-predikers tegen het bolsjevisme weinig schelen of zij vertrokken zijn voor de redding van de christelijke beschaving, in het impuls van wat in 1938 vanop de kansel hun gemoed heeft aangegrepen. Een onderwijzer met een heel huishouden kinderen is uit deze overweging vertrokken. Een sceptische auditeur vroeg hem of hij opnieuw zou beginnen moest het pas geven. In de bittere ervaring die hij