Bijwoorden.
De bijwoorden van wijze, die een hoedanigheid uitdrukken, zijn niets anders dan het bijvoegelijk naamwoord zelf, hetzij onveranderd of gewijzigd in zijn uitgang:
Gaat het bijvoegelijk naamwoord op eene medeklinker uit, zoo voegt men het woord amente bij de laatste lettergreep, b.v.
sigur – zeker – siguramente – zeker. |
Gaat het bijvoegelijk naamwoord op een klinker of tweeklank, zoo veranderdt men de laatste letter in amente, b.v.
ciegoe – blind – ciegamente – blindelings.
Het bijv. naamw. bon – goed blijft bon als bijwoord, maar wordt soms biën.
De vergrootende trap der bijwoorden wordt door voorvoeging van mas – meer, en de overtreffende trap door voorvoeging van di mas – meest, gevormd, terwijl eenige onregelmatig zijn, b.v.
wijs – sabí – wijzer – mas sabí – wijsste – di mas sabí. |
goed – bon – beter – mihor – best – mas mihor. |
Even als in 't Hollandsch worden de bijwoorden in 't Papiamentsch ook verdeeld in:
a. bijwoorden van plaats:
unda – waar (heen) |
ei – aja – daar |
aki banda – hier langs – hierheen |