Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdConcert voor violoncello en orkest (1936)Première: Amsterdam, 22 november 1936 Vulnerant omnes, ultima necatGa naar voetnoot47
Het werk is geschreven in 1936, op verzoek van Marix Loevensohn. Duur: ± 15 minuten. Bezetting: 2 fluiten, 2 hobo's, 2 klarinetten, basklarinet, 2 fagotten, 3 hoorns, 3 trompetten, 3 trombones, tuba, harp, slagwerk en strijkorkest. Vorm. Het concert bestaat uit vijf zonder onderbreking in elkander overgaande delen. De korte inleiding (twintig maten), waarin het materiaal voor het hele concert geëxponeerd wordt, is een Poco adagio. Hierop volgt het eerste scherzo, dat uit drie | |
[pagina 899]
| |
even grote delen bestaat (a, b en c). A en b stijgen tot een climax, c verloopt pianissimo. Het middendeel: Lento assai, is ook melodisch het centrum van het werk. De solopartij, welke aanvankelijk deelnam aan de rustige beweging van het orkest, wordt na het dynamische hoogtepunt (het midden van dit deel, en daarmee van het gehele concert) figuratief van karakter en bereidt zodoende het 4e deel (Allegro aperto) voor. Dit is het tweede scherzo, vijf variaties op een thema van twaalf maten. De scherzo-beweging wordt op het hoogtepunt plotseling ingehouden, gestremd als het ware. Op deze climax volgt het vijfde deel, de Epiloog (largamente). Dit slotdeel begint als een siciliano, de beweging wordt steeds rustiger en na een korte cadens voor het solo-instrument eindigt het concert pianissimo, quasi niente. Rekening houdend met het enkelvoudig melodisch karakter van het gekozen solo-instrument, komen in dit concert geen eigenlijke doorwerkingen of grote ritmische complicaties voor. Over het algemeen is de beweging zeer rustig en de snelle delen hebben de betekenis van intermezzi. Thematiek. De eerste maat bevat alle gegevens welke in de loop van het stuk tot ontwikkeling komen. De beide trioolmotieven worden evenzeer melodisch verwerkt als de beide verticalen (c-as-f-des en d-fis-gis-e). Men zal dit zonder moeite kunnen herkennen in het begin van het Lento zowel als in de Epiloog. Minder gemakkelijk herkenbaar is de thematische structuur in de beide scherzi. Hoofdthema van het eerste scherzo: Hoofdmotief van het tweede scherzo: Naast de eigenlijke kiemcel (maat 1 van het concert) is het volgende motief, dat voor de eerste maal in maat 12 optreedt, van grote betekenis voor de structuur van het werk. Alle climaxen zijn gebouwd met gebruikmaking van de syncopische elementen uit dit motief. Het treedt bijvoorbeeld duidelijk herkenbaar op de voorgrond in de tweede helft van het Lento en op het einde van het tweede scherzo. Beschouwing van een aantal secundaire motieven en minder in het oor vallende thematische bewerkingen zou de overzichtelijkheid van deze inleiding niet ten goede | |
[pagina 900]
| |
komen. Om dezelfde reden blijft een behandeling van de instrumentatie en de harmoniek ditmaal achterwege. Voor de algemene stemming, de muzikale sfeer van het werk, zij verwezen naar het motto. |
|