Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 891]
| |
Het werk is geschreven voor het 40-jarig jubileum van het Amsterdamse Concertgebouw, tussen september 1927 en maart 1928. Het zijn zes onderling samenhangende puntdichten (‘Snel-dicht’, zou Constantijn HuygensGa naar voetnoot40 zeggen), zeer eenvoudig van constructie en beknopt van afmeting. Het geheel duurt ongeveer vijf minuten en vraagt geen bijzondere orkestinstrumenten. 1 en 2 zijn tweedelige vormen, 3 is vijfdelig, 4 bestaat slechts uit één frase, 5 en 6 zijn driedelig. Het eerste stukje heeft het karakter van een marche funèbre; het tweede is een scherzando; ook nr. 3 heeft een danskarakter. Het 4e deel is een fugato; nr. 5 is gebouwd op de vijfklank e-f-fis-g-gis; het slotdeel is samengesteld uit de elementen van de delen 1, 4 en 5. Een compositorisch-technische analyse laat ik hier liever achterwege; men zal minder tijd nodig hebben om de stukken aan te horen dan men zou moeten besteden aan de lectuur van een zelfs maar oppervlakkige analyse. Slechts dit: de verwantschap tussen de zes deeltjes is zeer nauw en men beschouwe de extreme kortheid der onderdelen niet als schetsmatigheid: dit partituurtje van ruim twintig bladzijden is evenmin schetsmatig als bijvoorbeeld een telegram. Om voor de tweede en laatste keer Huygens te citeren: Veracht mijn Snel-dicht niet; T' is Alchimistery;
T' is mergh van langen Sin. 'K segh niet hoeveel het weerdt is,
En of 't uyt goede stof of quae gedistilleert is;
Maer soeckt ghy sot of wys in 't korte, so lees mij.Ga naar voetnoot41
Het leek mij niet zonder betekenis het feest van ons Concertgebouw te herdenken met een terugblik op Hollands Gouden Eeuw. Het moge sommigen wellicht aantrekkelijker schijnen een muzikaal feest te vieren met plechtige ouvertures of wuivende jubilaties - ik voor mij acht het ogenblik van deze herdenking zwaar van betekenis. Na een periode van drie eeuwen gedurende welke het Frisia non cantat maar al te toepasselijk genoemd moest worden, begint Amsterdam, met haar Concertgebouw en met haar opbloeiend muziekleven, thans weer de staf te voeren ‘waer Oost en West voor buygt’.Ga naar voetnoot42 | |
[pagina 892]
| |
Het centrum van muzikaal Nederland aanvaarde de opdracht van dit korte werk als een bewijs van durende erkentelijkheid en toegewijde waardering. |
|