Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdToekomstmuziek
| |
[pagina 767]
| |
meesters, van J.S. Bach, hebben nog heel wat meer tijd nodig gehad om tot volle uitwerking te geraken. Men zou kunnen zeggen dat de langste golven het begrip Tijd (in de zin van tijdelijkheid) het verst uitbreiden. Langs deze weg wordt het begrijpelijk dat een kunst welke een actuele behoefte bevredigt,Ga naar voetnoot125 arm moet zijn aan boventijdelijke waarden en voor de toekomst hoogstens antiquarische betekenis kan krijgen. Het ‘probleem’ van de bij zijn leven verguisde, na zijn dood bewonderde, scheppende kunstenaar verliest aldus zijn raadsel: het is niet in de eerste plaats de antithese tussen de belendende generaties die het verstaan van de nieuwe kunst in de weg staat. Dit psychologisch moment speelt ongetwijfeld een rol, maar slechts die van een relatief onbelangrijke tritagonist. Het essentiële conflict tussen het ‘nu’ van de scheppende geest en het ‘later’ van zijn ontvangers is het conflict dat inherent is aan het begrip tijd, als denkvorm sui generis. De manifestaties van de nieuwe era in de toonkunst dateren niet van vandaag of gisteren. Hetgeen in de nieuwe kunst principieel anders is dan bij Wagner, Franck of Reger, betreft slechts één ding, doch een van essentieel belang: de klank. De afstanden tussen Beethoven en Schumann, of Wagner en Reger, zijn minder groot dan die tussen de muziek tot en met 1914 en de nieuwe toonkunst. Er zou een parallel te trekken zijn met de muziekhistorische periode die wij omstreeks 1600 dateren: toen zowel als nu is daar sprake van een geheel nieuwe waardering van de klank. Het is hier niet de plaats om, zelfs maar in vogelvlucht, de evolutie van de chromatische monotonaliteit (Reger) tot de fixatie van het polytonaal bewustzijn te schetsen. Muziektheorie is een zelfstandig vak, dat met de esthetische perceptie van een kunstgenre uiterst weinig te maken heeft. Maar het is hier wel de plaats om te trachten een ingeroest misverstand uit de weg te ruimen. De klank van de nieuwe muziek onderscheidt zich namelijk niet van die van Wagner of Strauss door een scherpere dissonantie - integendeel! Consonant en dissonant zijn relatieve begrippen en nu is het weliswaar juist dat de nieuwe muziek een groot aantal samenklanken als consonant aanvaardt die door de oude muziektheorie - let wel: door de theorie - dissonant werden geheten en dienovereenkomstig op de index geplaatst. Maar de klassieke meesters: Bach en Beethoven, en zelfs Mozart, hebben nimmer geschroomd gebruik te maken van die samenklanken welke door de schoolmeesters, honderd jaar later nog, ontoelaatbaar werden geacht. Niets is gemakkelijker dan te smalen op de ‘techniek’ van de c-majeur-drieklanken-met-een-cis-erin. Het is zelfs nog gemakkelijker dan een c-majeur-drieklank met een cis erin te schrijven. Doch noch het een, noch het ander doet iets ter zake. De vraag is: of schoonheid geschapen kan worden, al dan niet met gebruikmaking van een aantal in een bepaalde, verouderde, techniek ongebruikelijke samenklanken. Aldus gesteld, wordt de vraag gemakkelijk beantwoordbaar: natuurlijk is de ontroeringsmacht van de kunst muziek niet gebonden aan het monotonale systeem. Ware | |
[pagina 768]
| |
dit zo, dan zou er op aarde geen muziek zijn geweest voor ±1500 en alle buiten-Europese kunst zou niet bestaan. Evolutie ware buitengesloten en van een groeiproces zou nimmer sprake zijn geweest... De muziek van de nieuwe tijd is er. Wij horen haar nog niet in zalen en op pleinen en haar theorieboeken zijn - gelukkig! - nog niet geschreven. Maar de componisten werken, en de belangstelling is groeiende. Hoe snel dit groeiproces in zijn werk zal gaan, valt niet te voorspellen. Er zal nog veel alledaagsheid en verschaalde lyriek weggewerkt moeten worden, vóór de nieuwe muziek de haar toekomende plaats heeft ingenomen. Maar de evolutie die omstreeks 1600 begon, was ook niet in kort tijdsbestek voltooid. Zo ooit, dan is het thans geboden om onze energie op de toekomst gericht te houden. |
|