Muzikale onderproductie
25 maart 1939 (DGA)
Terecht vestigt men van bevoegde zijde onze aandacht op het verschijnsel der huidige literaire overproductie; een euvel dat, gelijk Victor van Vriesland in De Groene Amsterdammer van 11 maart laatstleden opmerkte, terug te voeren is op een beangstigend gemis aan zelfkritiek bij de schrijvende en kritiserende instanties.
De letterkunde en de muziek zijn in meer dan één opzicht antipoden, voorbestemd om elkander zelden te begrijpen, soms elkanders complement, vaker nog passieve of actieve tegenstanders te zijn. Ik zou niet durven zeggen dat het de muziek altijd goed gaat, wanneer de letterkunde een kommervol bestaan zou voeren (of omgekeerd); zó simpel en verkeerd liggen de dingen niet. Om actueel te blijven: op het ogenblik gaat het de literatuur en de muziek beide slecht. De (Nederlandse) letterkunde lijdt onder het euvel der overproductie; de (internationale) muziek echter juist aan een onderproductie.
In geen jaren is een dusdanig laag niveau bereikt als op dit moment. De uiterst geringe productie is hier niet het gevolg van een toevallige onderconsumptie, noch van een teveel aan zelfkritiek bij de componisten. Want wat gecomponeerd wordt, komt altijd wel hier of daar tot uitvoering (in Rotterdam bijvoorbeeld, om in ons land te blijven). En de stukken die men ons voorspeelt, zijn voor het grootste deel inferieur aan de producties van een jaar of tien geleden.
Men zal ons niet van een goede-oude-tijd-complex beschuldigen. Vruchtbare perioden werden altijd door schrale tijdperken gevolgd. Het actuele verschijnsel is echter meer dan een normale terugslag, het is een sauve-qui-peut.
De muziek is in landen als Duitsland en Italië uit haar tempels gezet en de straat opgestuurd - in de letterlijke zin van het woord.
De kunst muziek bezat nimmer enige ‘waarde’ voor de brede lagen der tijdgenoten. Bach gold als de geringere van een Telemann, Beethoven betekende voor zijn tijdgenoten minder dan een tienderangs auteur, wiens naam thans zelfs niet meer gekend wordt. De eisen welke men in de dictatoriaal geregeerde landen aan de kunst, aan de muziek moet stellen, zijn actualiteits- en niveau-eisen. Voor de muziek was geen plaats meer in de ‘hogere’ regionen - zij moest zich ter beschikking van de massa's gaan stellen. Hetgeen ons op dit niveau wordt voorgespeeld, is echter dermate inferieur aan het slechtste werk uit het midden der vorige eeuw - óók al geen zeer vruchtbare periode! - dat het mij juister lijkt, hier zelfs geen namen te noemen.