Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdHet ‘Nederlands Programma’
| |
[pagina 725]
| |
Het Nederlands Programma werd in de loop der jaren een schrikbeeld voor allen die er, in de Van Baerlestraat, mee te maken kregen. De zakelijke leiding registreert slecht bezette zalen en storm in het ochtendblad. Het publiek weet al van tevoren dat het niet gaan zal zonder een stuk van Dopper of iets dergelijks; het weet ook dat de ‘grote’ solisten, die met een sterretje, hun extra-allerfenomenaalste interpretaties niet aan de scheppingen van Diepenbrock, Landré of Badings zullen verspillen. Het orkest heeft na de eerste halve repetitie de kritiek al in kannen en kruiken, een onbarmhartiger kritiek dan men ooit in een krant gedrukt zag. En de ongelukkige auteurs delen in de algemene ellende: een plaats op het Nederlands Programma is zoiets als de put op het ganzenbord: men betaalt met de pepernoten van zijn idealisme, moet zijn beurt laten voorbijgaan en wachten tot men verlost wordt.
Wellicht zal mettertijd blijken dat de hier omstreeks 1920 begonnen periode van muzikale compositie van enig belang voor de continuïteit der Europese toonkunst is geweest. Het Concertgebouw had zich voor deze periode zeer positieve verdiensten kunnen verwerven. Hetgeen de artistieke leiding aan de Van Baerlestraat tot stand brengt, is echter het tegenovergestelde van verdienstelijk. Wij signaleren dit niet voor de eerste, niet voor de tiende maal. Van vele en velerlei zijden is getracht de oriëntering van de Concertgebouw-leiding ten aanzien van de Nederlandse muziek te verbeteren. Het is geprobeerd met pamfletten, met relletjes, met spotternij en met nuchter betoog. Misstanden hebben in dit land echter een taai leven. Een Nederlands Programma, gedateerd 3 februari 1938, heette voor tien jaar: Eerste Feestconcert ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van het Concertgebouw. Toen figureerden daar Röntgen, Brucken Fock, Pijper, Wagenaar en Zweers; thans ging een stukje van Karel MengelbergGa naar voetnoot79 en een actueel rondo van Zimmermann, op de cantus firmus van ‘Al is ons prinsje nog zo klein - hoezee!’... Maar voor de rest: toen zowel als nu Landrés Beatrijs-fragmenten, Van Gilses Tagore-liederen (toen twee, nu drie). In plaats van Doppers gotisch genaamde Ciaconna, zijn Concert voor trompet en pauken; in plaats van Diepenbrocks AuferstehungshymneGa naar voetnoot80 de Ouverture en Het lied van de Hop uit De Vogels. Toen zowel als nu: een stamppot van ten dele goede, ten dele niet meer geheel frisse, ten dele alleen maar zware en smakeloze grondstoffen. Toebereid zonder zorg, onzindelijk geserveerd. En dan verwondert men zich nog dat de gasten dit maal niet lusten. Een restaurant waar zó gekookt, zó bediend werd, zou binnen enkele maanden zijn deuren moeten sluiten. Niet aldus de cafetaria aan de Van Baerlestraat. De habitués bestellen daar echter geen Hollandse choucroute, maar Kreisler-sweet-drinks, Stravinsky-cocktails, toebereid met zuivere methylalcohol, taaie tournedos-Casella en, van tijd tot tijd, grote, machtige Bruckner-Kuchen. Het is alles maar een weet. Wij zouden er volkomen vrede mee hebben, als het Concertgebouw zich tot in lengte van dagen bepaalde tot het uitvoeren van het vaste repertoire en tot het presenteren van duizendkunstenaars op alle instrumenten. De | |
[pagina 726]
| |
muziek van onze tijd, van de autonome Nederlandse componisten, heeft haar onderdak reeds lang elders gevonden, in Rotterdam bijvoorbeeld.Ga naar voetnoot81 Het is overbodig te treuren over het feit dat een zo artistiek, een zo voortreffelijk ingespeeld ensemble als het singuliere orkest van het Concertgebouw voor de evolutie der nieuwe muziek van minder betekenis is geworden dan een studentenorkest of een radio-ensemble. Men moet de feiten constateren en overgaan tot de orde van de dag. Wij wensen echter dat men consequent in zijn handelingen zij en het gezwel der Nederlandse Programma's amputere, liever vandaag dan morgen. Het Concertgebouw zonder één noot Nederlandse muziek (wij maken hierbij een uitzondering voor het oeuvre van Rudolf Mengelberg)Ga naar voetnoot82 zou juist het instituut zijn naar het hart van de abonnees. Zonder Nederlandse Programma's is iedereen tevreden: zakelijke leiding, kritiek, publiek, orkest en Nederlandse componisten zullen om strijd dit initiatief prijzen. Het Concertgebouw, zoals dat geworden is, kan buiten de Nederlandse componisten. De Nederlandse componisten kunnen buiten het Concertgebouw. Waarom zouden wij langer doen alsof wij elkaar nodig hadden of zelfs, summum van hypocrisie, alsof er enige wederzijdse appreciatie bestond? Als het tij eenmaal gekeerd is, zullen wij dat wel merken. Het is alleen tamelijk waarschijnlijk dat men het aan de Van Baerlestraat een paar jaartjes te laat zal merken... |
|