Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdMuziek en publiciteitGa naar voetnoot55
| |
[pagina 713]
| |
Klaptong vrij veel kans gekozen te worden. En zelfs wanneer de nieuwgekozen kandidaat blijken zou geven volstrekt niet voor zijn taak berekend te zijn, niettegenstaande uiterlijke betrouwbaarheid, representatie en retoriek - dan nog zou geen mens erover denken de reclamechef ter verantwoording te roepen. En deze functionaris zal zich misschien met spoed aansluiten bij een andere politieke partij, doch zonder merkbare gewetenswroeging, zonder een ogenblik gekromd te gaan onder het schuldgevoel een bedrieger te zijn. In zaken, en in de politiek, kan van allerlei wat op cultureel en intellectueel gebied eigenlijk niet zo goed mogelijk is. De directeur van een muziekinstelling die in de gratis reclamekolommen van het persgesprek verklaart dat ‘men’ in Duitsland geen principieel bezwaar heeft om een compositie van Mahler in het programma op te nemen en dat diezelfde ‘men’ hem, Mengelberg, er zelfs om verzocht heeft, maakt zich schuldig aan het verstrekken van onjuiste, want onvolledige, informaties.Ga naar voetnoot56 Natuurlijk heeft niet iedere Duitser bezwaar tegen symfonieën van Mahler - een dergelijke collectieve luciditeit zou zelfs in het best georganiseerde land van de wereld ondenkbaar mogen heten - maar dat was de kwestie niet. De vraag was: welke ‘men’ geen bezwaar had. Als minister Goebbels bedoeld was of de redactie van Der Stürmer, dan zou dit nihil obstat tenminste enige betekenis hebben gehad. Maar blijkens het interview in De Telegraaf van 25 mei 1937 was minister Goebbels niet bedoeld... Liever dan ons te verdiepen in de vraag welk notabel Duits Mahleriaan op het ogenblik enige maanden concentratiekamp over zou hebben voor zijn overtuiging en die van Willem Mengelberg, willen wij constateren dat het, zacht gezegd, ongezond is reclamecampagnes te organiseren voor een artikel dat zó sterk aan bederf onderhevig is als kunst. De verdienste van mr. G.A. Boon is dat hij Mengelberg gedwongen heeft in te zien dat kunst ook nog wel eens op een andere manier niet met politiek te maken kan hebben dan overeenkomt met zijn, Mengelbergs, particuliere inzichten. Politiek bestaat namelijk niet uitsluitend uit het ontkennen van feiten... Het ziet ernaar uit dat de vrienden van mr. Boon de toegezegde f 20.000 in portefeuille zullen houden. Wat voor niemand jammer is. Ik vermoed namelijk dat mr. Boon te optimistisch is, wanneer hij meent dat op het ogenblik te Berlijn een gemengd publiek te vinden zou zijn voor een uitvoering van een symfonie des Juden Gustav Mahler - zelfs al werd die uitvoering gedirigeerd door de intieme vriend van de componist en gefinancierd door Nederlanders, vulgo Grenzdeutschen. Mengelbergs geloof in allerlei van oudsher voortreffelijke eigenschappen van het Duitse volk, zijn voorgeslacht, heeft hem parten gespeeld. Hij overziet echter de dimensies niet meer. Op dit ogenblik vol te houden dat men in Duitsland kunst en politiek zou kunnen scheiden, is of een ontoelaatbare lichtzinnigheid, of een smakeloze reclamestunt. Inzake culturele aangelegenheden - en tot voor kort had de muziek, zoal niet met politiek, dan toch nog wel iets met beschaving te maken - kan men niet met slagzinnen werken. Het systeem dat past voor verkiezingscampagnes en chocoladerepen, deugt | |
[pagina 714]
| |
niet voor de kunst. Een weinig meer matiging, een iets nauwkeuriger onderscheid maken tussen artistiek belangrijke daden en particuliere, bijvoorbeeld Berlijnse, successen zouden aan het Concertgebouw-beleid ontegenzeggelijk ten goede komen. |
|