Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdProdaná nevěstaGa naar voetnoot32
| |
[pagina 701]
| |
namelijk: waarin berust de merkwaardige kracht van zulk onpretentieus, men zou willen zeggen: simpel muzikantenwerk? De buitenmuzikale zijden van Prodaná nevěsta zijn ternauwernood de moeite van het beschouwen waard. Over de literaire waarde van het libretto kunnen wij, die niet één woord Tsjechisch verstaan, laat staan kunnen uitspreken, volstrekt niet oordelen. De handeling op zichzelve is nauwelijks boeiender dan die van Jan Brandts Buys' Schneider von Schönau (door de Nederlandsche Opera van Koopman indertijd vertoond onder de omineuze naam De kleermakers van Marken...).Ga naar voetnoot33 Gemeten met deze maten lijkt het scenario van Cornelius' Barbier von Bagdad welhaast diepzinnig. De fabel van Prodaná nevěsta suggereert een Tsjechenland, niet ongelijk aan het export-Holland van Volendam en Marken, en volgens ons gevoel even rariteitenkabinetachtig onwezenlijk.
Maar wanneer wij dit geconstateerd hebben, blijkt de verrassing steeds groter, de muziekvreugde stralender te zijn geworden. Dit was de bijzonderheid welke wij aan de gebeurtenis van deze voorstellingen te danken hebben: het inzicht dat de metafysica van een kunstwerk niet steeds bepaald wordt door redelijke doelstellingen van de maker, doch soms in de loop der jaren, schijnbaar van buitenaf, ontstaat door het geloof, de overtuiging, de anonieme medewerking van duizenden die in dit werk iets van zichzelf verwezenlijkt voelden. Wij weten niet, luisterend naar Smetana's partituur, wat Tsjechische volksmuziek is, wat inventie van de componist. Wat ons betreft kon het geheel ook vijftig jaar vroeger, even goed als verleden jaar, ontstaan zijn. De tijd heeft met deze opera slechts zijdelings te maken. Daartegenover is de geografische gebondenheid een zeer sterke. Dit is Praagse muziek, Praagse musiceerdrift, Praags muzikantentemperament...Ga naar voetnoot34 Zoiets als een boodschap uit betere werelden. Werelden, waarvan wij Hollanders het bestaan weliswaar niet durven loochenen, maar waaromtrent ons nationaal bewustzijn buitensporig slecht is ingelicht. Het verhaal van het Tsjechische Nationale Theater klinkt ons als een sprookje: het bouwkapitaal werd bijeengebracht door een particuliere nationale inzameling. En toen het gebouw voltooid was, brandde het af, nog vóór de officiële opening. In twee jaren tijds had men opnieuw een kapitaal gevormd uit giften van het hele volk. Wij hier kunnen naar het schijnt gemakkelijker begrijpen dat er Papoea-stammen zijn die zich achteruitgezet voelen doordat het gouvernement geen belasting van hen eist, dan dat een beschaafd volk de ambitie heeft een eigen opera, een eigen muziekcultuur, een zelfstandige muzikale betekenis te bezitten...
Het enthousiasme waarmee wij de Tsjechische kunst en de uitnemende Tsjechische kunstenaars begroet hebben, had voor mijn gevoel iets beschamends. Wat zouden wij desgevraagd onze gasten hebben kunnen voorspelen? De bruiloft van Kloris en Roosje soms?... | |
[pagina 702]
| |
Later, wanneer Nederland zijn eigen nationale opera heeft en begonnen is aan het scheppen van zijn eigen nationale repertoire, zal de tijd gekomen zijn om ook de oudste nationale opera's der Tsjechen aan een vergelijkend onderzoek te onderwerpen. Dan zouden wij willen nagaan wat hier de invloed is geweest van Italië en in hoeverre Duitse meesters aan de totstandkoming van de autonome Tsjechische operacultuur hebben meegewerkt. Wij zouden het over de erfenis van Mozart willen hebben en over het merkwaardig parallellisme tussen Smetana en Johann Strauss. Later, wellicht. Men moet liever in het openbaar niet praten over zaken waarmee men niet te maken heeft. En op het ogenblik heeft Nederland met het typisch Europese verschijnsel opera nog niets te maken. Het wordt langzamerhand toch wel tijd om hierin verandering te brengen. |
|