Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdKlavieruittreksel van Diepenbrocks Muziek bij Gijsbrecht van Aemstel
| |
[pagina 698]
| |
hield zich, zijn eigen werk uit het klavieruittreksel spelend, nooit precies aan de noten en tekens; zij waren een houvast voor hem, meer niet. Het Alphons Diepenbrock-Fonds heeft gemeend, door het doen vervaardigen van een werkelijk piano-uittreksel, dat overal speelbaar is en dat de klanken van de partituur zoveel mogelijk benadert, Diepenbrocks muziek beter te dienen dan door een, musicologisch ontegenzeggelijk interessanter, in druk geven van het handschrift van zijn eigen realisatie. Het is wel overbodig op te merken dat wij ons bij het schrijven van het hierna volgend piano-uittreksel, met de grootst mogelijke zorgvuldigheid aan het notenbeeld van de partituur hebben gehouden. Belangrijker nog dan dit notenbeeld was echter voor ons, die Diepenbrocks oeuvre door een meer dan twintigjarige studie in de grond hebben leren kennen en liefhebben, de benadering van de orkestklank. Dit klankgemiddelde bleek bij herhaling door een noot voor noot juiste notering van alle quasi-zelfstandige stemmen (Diepenbrocks polymelodische stijl) volstrekt niet te benaderen. Het klankidioom van de piano - een instrument waarmee Diepenbrock maar matig op had! - stelt zijn eigen eisen. Waar wij ons dus voor de keuze zagen gesteld, ofwel Diepenbrocks klankvoorstellingen zichtbaar te maken, dan wel met behulp van de mogelijkheden welke de piano biedt, de muziek inderdaad hoorbaar te maken, hebben wij zonder aarzelen het tweede gekozen. Men vergelijke hiertoe, om een enkel voorbeeld te geven, het voorspel, van cijfer [4] tot [5] in partituur en piano-uittreksel. Bij de beoordeling van de door Diepenbrock zelf vervaardigde piano-uittreksels moet bovendien in het oog gehouden worden dat het bij zijn werk uitermate moeilijk te beoordelen is of men te doen heeft met een schets, een oudere versie van de definitief in de manuscriptpartituur opgenomen muziek, met een speciaal vervaardigd piano-uittreksel, dan wel met een interpretatie welke hij later, soms jaren na de uitvoering waarvoor het werk gecomponeerd werd, gecorrigeerd of opnieuw geschreven had. Inzake de Gijsbrecht-muziek vooral zijn de problemen talrijker dan ooit. De vier Reien dateren van 1892-1894. Voor de uitvoering op 26 juni 1912 (Royaards-Mengelberg) voegde hij het Voorspel, Simeons lofzang en het Melodrama toe. Doch in de definitieve, door Mengelberg gebruikte partituur werkte Diepenbrock nog zonder ophouden. Hier werden verdubbelingen weggewerkt, daar werd een octavering aangebracht. En het oorspronkelijke piano-uittreksel van de Gijsbrecht-muziek wijkt weer op honderden plaatsen zeer sterk af van de door het Alphons Diepenbrock-Fonds uitgegeven, als definitief te beschouwen partituur. Op te merken valt hierbij dat eigenlijk alle later aangebrachte verbeteringen ook inderdaad verbeteringen waren. Diepenbrocks correcties ontstonden zelden of nooit uit ongewisheid, doch uit pijnlijke zorgvuldigheid. Wanneer hij later zijn partituren weer ter hand nam, vielen hem steeds weer juister accenten, doeltreffender realisaties in. Hieruit volgt dat de laatste versie bijna altijd de beste is. De moeilijkheid om te beoordelen of eventuele correcties in de manuscriptpartituur van zijn eigen hand zijn, dan wel of zij toegeschreven moeten worden aan dirigenten die met de uitvoering van het werk belast waren, bleek in de praktijk niet zo bijzonder groot: Diepenbrocks handschrift is immers zo typisch en persoonlijk, dat er zelfs bij minuscule correcties | |
[pagina 699]
| |
van aarzeling nauwelijks sprake behoefde te zijn. Wat de gedrukte partituur aangaat, aan de hand waarvan dit piano-uittreksel werd gemaakt, kan men derhalve overtuigd zijn van de authenticiteit der muziek. |
|