Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdBeckmesser exit
| |
[pagina 690]
| |
dacht te bepalen bij de wenselijkheid en de mogelijkheid, als diens opvolger iemand te benoemen die noch als componist, noch op enige andere wijze betrokken is bij het openbare muziekleven’ (wij cursiveren). De NRC van 28 november laatstleden, avondblad B: ‘De superieure, diepgaande, eerlijke, persoonlijke kritiek, de kritiek in grote stijl, is voor de kunst altijd een onontbeerlijke steun geweest [...]. Zij, wie de zorg voor de verdediging van de Europese cultuur boven alles ter harte gaat [...], zullen met een bezwaard hart het verbod van de Duitse kunstkritiek zien. [...] Voor hen betekent het een nieuwe aanslag op wat hun het dierbaarst is: handhaving en ontwikkeling van kunst en cultuur.’ Ministerialrat Alfred Ingemar Berndt in een zitting van de Rijkscultuursenaat, naar aanleiding van het decreet van minister Goebbels: ‘Men moet dus niet schreeuwen indien vandaag de nationaal-socialistische staat een opdracht om te oordelen en censuur uit te oefenen, die door niemand gegeven is, ongedaan maakt. [...] Onze eeuw is zo arm aan geestelijke helden en zo rijk aan grote taken, dat het genie veelvuldige mogelijkheden tot invloed geboden zijn, welke iedere mogelijkheid tot kritische arbeid uitsluiten.’
Kritiek is nooit de sterkste zijde van de Duitse schrijvers over muziek geweest. Hun specialiteit was altijd meer: lyriek over volledig of voor het grootste deel aanvaarde kunstgenres. Wij hebben het hier niet over de hoedanigheid van die lyriek, noch over het praktische nut (voor de uitgevers, de concertagenten en de enkele kunstenaars die ‘de weg wisten’...) van deze ontboezemingen. Artistiek waardevolle kritiek werd in Duitsland over de muziek slechts bij uitzondering geschreven. Het decreet van dr. Goebbels leek ons dus een slag in de lucht. Om iets te kunnen verbieden, moet het er eerst zijn. De periode der Duitse hegemonie in muzikale zaken was na Wagners dood, en dus ruim voor 1900, reeds afgesloten. Er werd onbeschrijfelijk druk gecomponeerd en geconcerteerd, maar van evolutie was geen sprake meer. De lyriek op de werken van Strauss, Reger, Pfitzner, Hindemith, Haas of Johann Nepomuk David wijzigde daaraan natuurlijk niets. Het muziekscheppend bewustzijn van Europa bevond zich sinds jaren elders. Wij behoeven slechts één naam te noemen: Claude Debussy. Maar de muziekpraktijk in Duitsland ging onbekommerd in de eenmaal ingeslagen richting voort. Perfect gedisciplineerde orkesten werden nog volmaakter afgestemd; intelligente contrapuntisten contrapunteerden hoe langer hoe intelligenter; de Duitse muzikant, reeds lang een meester in zijn vak, ontwikkelde zich tot een virtuoos. De Duitse kritiek had niet anders te doen dan dit proces te volgen en te beschrijven. Het werden (in het beste geval lyrische) beschouwingen over zaken van hoogstens secundair belang. Uit hoofde van hun geaardheid en in overeenstemming met hun vermogens bepaalden de Duitse critici zich ertoe van de onnozelste werken en gebeurtenisjes musicologische rariteiten te maken - een betrekkelijk onschuldig vermaak, zou men zeggen. Tot op dit ogenblik. Dat gaat dus nu veranderen. De nieuwste Mitteilungen des Hauses Breitkopf und Härtel - een der grootste en oudste muziekuitgevers ter wereld - annonceert, na de rubrieken Weihnachtsmusik en Die Weihnachtsbücher des | |
[pagina 691]
| |
Musikfreundes, ook de Jahrbücher der Wehrmacht 1937, bearbeitet von Offizieren des Reichskriegs- und Reichsluftfahrtministeriums, des Generalstabs und der Truppe in 3 delen à Mk. 3.- per deel. Wat aanmerkelijk goedkoper is dan bijvoorbeeld Das Deutsche Theater im 19. Jahrhundert, eine kulturgeschichtliche Darstellung von M. Martersteig, een boek dat nog altijd Mk. 12.- kost.
Wij zullen ons, conform de opdracht van Ministerialrat Berndt, niet verder bezighouden met de ballingschap van Sixtus Beckmesser. Hij had, bij ontstentenis van Merkbare Fehler, allang niets meer te zeggen. Maar waarover bij een andere gelegenheid hier in Nederland nog wel eens wat gezegd zou moeten worden, vindt men in de tweede alinea van dit korte stukje. Voor het ogenblik valt ons slechts de gelijkenis in van Splinter en Balk. |
|