Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdRichard Wagner 1936
| |
[pagina 668]
| |
voortzetten zouden. Het werk van Stravinsky en Schönberg, Bartók, Hindemith en De Falla was in volle ontwikkeling. De aandacht der muziekgevoeligen richtte zich op geheel andere schoonheden dan de idealen van de meester van Bayreuth. Wagner was ‘klassiek’ geworden en voor de evolutie der toonkunst dus nog slechts indirect van betekenis. Er zijn vele zonnen op- en ondergegaan, in deze twintig jaar. En het massief van Wagners levenswerk staat er nog even indrukwekkend. De bergtoppen reiken nog evenzeer in de wolken, de flanken zijn nog even steenachtig en onbewoonbaar. Het beklemmende van het geval is slechts dat wij, muzikale Europeanen, al evoluerend, bijna niet van de plaats gekomen zijn. Wij staan nog - of weer? - vlak in de buurt van Wagners premissen. Wij hebben blijkbaar niets geleerd; wij zijn niet wijzer, niet natuurlijker, niet ‘zuidelijker’ (in Nietzscheaanse zin), niet groter geworden. Lohengrin is meer dan tachtig jaar geleden geschreven; het werk is op vele punten verouderd - Wagner zelf heeft zijn muzikale en dramatische vondsten later zuiverder en grootser gerealiseerd. Maar geen enkel operacomponist na Wagner heeft het tot een gelijkwaardig niveau gebracht. Debussy's Pelléas was pas de eerste schrede op de weg die naar een nieuw land voert. Maar Debussy heeft één opera geschreven tegen Wagner dertien... Veel verder dan Pelléas is men in Frankrijk niet gekomen, tot dusverre, integendeel. Bergs Wozzeck betekende een dagmars op een geheel andere weg, die, evenzeer uitgaande van Wagner, naar elders gelegen gebieden leidt. Maar deze weg is lang en moeilijk. Sinds 1910 ongeveer zijn in deze richting een paar uiterst belangrijke werken ontstaan: Schönbergs Erwartung en Glückliche Hand; Bergs Wozzeck en Lulu; Malipiero's Sette canzoni.Ga naar voetnoot214 Maar wij vragen ons af hoe lang, en door hoeveel geniale mensen, er gewerkt zal moeten worden, vóór de Nieuwe Tijd een monument zal bezitten, waardig om naast het oeuvre van Richard Wagner een plaats in te nemen. Het is goed om deze waarheid van tijd tot tijd rustig onder de ogen te zien: Wagner was van de componisten die in de laatste honderd jaar geleefd hebben, zonder tegenspraak de grootste, en zijn invloed, die ons op enkele essentiële punten niet minder dan verderfelijk voorkomt, heeft nog bijna niets van zijn macht verloren. Wagner, de primitieve pan-Germaan, de mateloos breedsprakige worstelaar met al te individuele conflicten, de man van tromboneheroïek en pluche-en-satijnen weelderigheden, de epicurist, wiens slechte smaak onze afkeer opwekt, gelijk de makartboeketten, de gordijnen, overgordijnen, draperieën en antimakassars, die tot de onmisbare elementen van die alkoofstijl behoren - deze Wagner is inderdaad verouderd. Maar hoeveel is er niet overgebleven waarop de veranderende mode geen vat kon krijgen! De auteur van Die Meistersinger is meer dan de verkondiger van een Derde Rijk, de schepper van de Ring is meer dan de profeet van een oergermanendom. Wagner was een geniaal componist en uit hoofde van de geaardheid van zijn talent was hij een groot psycholoog en een meesterlijk uitbeelder van allerlei roerselen der menselijke ziel. | |
[pagina 669]
| |
De ideologie van het tegenwoordige Duitsland berust voor het allergrootste deel op Wagners privé-inzichten. Zowel het nieuwe heidendom als het antisemitisme, zowel Deutsche Treue als de in Germaanse landen geldende seksuele moraal kunnen met behulp van citaten uit zijn werk tot algemene waarheden geproclameerd worden. En ik vraag mij af of Wagners kunst, als kunst, deze monsterlijke vergroting op den duur verdragen zal. Met andere woorden of de mensheid - de wereld is nu eenmaal groter dan het gebied, begrensd door Rijn, Oostzee, Polen, de Karpaten en het Gotthardmassief - Wagners muziek zal kunnen blijven aanvaarden, wanneer zij bij geval het bloed en de tranen, het mateloze leed dat deze geesteshouding met wiskunstige zekerheid tot gevolg heeft, niet passief wenst te ‘aanvaarden’. Het is maar een vraag... Een vraag die ons tamelijk ver buiten het eigenlijke terrein van de muziek brengt. Wagner zelf, wiens ambities in de richting van het ‘Gesamtkunstwerk’ gingen, zou dit misschien niet anders gewild hebben. Voor ons, die het geloof in een muzische menselijkheid nog niet verloren hebben, maar die de muzische vermogens der op dit ogenblik levende mensheid niet al te hoog kunnen aanslaan, betekent het oeuvre van Wagner, de musicus, nog altijd meer dan de scheppingen van de wereldhervormer. |
|