Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTwee psalmen
| |
[pagina 667]
| |
Nu, vijftien jaar later, zou men nog steeds niet weten te zeggen wat specifiek Honeggereus is in het oeuvre van deze auteur. In melodisch opzicht is hij onvindbaar - maar harmonisch? Er is geen verschil tussen deze klankstapelingen en soortgelijke bladzijden bij Milhaud, Hindemith of Stravinsky. Ritmisch, contrapuntisch, formeel ligt het geval niet anders. Het werk is een ietwat wrange herinnering aan een volstrekt verouderde mode. En die ‘mode’ was niet groot, niet origineel, niet bijzonder genoeg om tot ‘stijl’ te kunnen uitgroeien. Wat onze opinie over dit afgetakelde werk nog het meest ten gunste beïnvloedt, staat te lezen op de laatste bladzijde van de partituur. Twee data zijn dat: 25 februari - 28 april 1921. Honegger was toen dus muzikant genoeg om in ruim twee maanden een werk van deze omvang te concipiëren en uit te werken. Deze korte spanne tijds verklaart veel slordigheden in de opzet, maar ook veel, op zichzelf uiterst waardeerbare, spontaneïteiten. Inderdaad, onder gunstiger omstandigheden had de muzikant Honegger een groot componist kunnen worden.
De andere psalm welke hier in Rotterdam tot klinken kwam, was Lili Boulangers Psaume 129 voor mannenkoor en orkest, gecomponeerd omstreeks 1916. Een meesterwerk is dit evenmin, wanneer men slechts de muziek beluistert, ontdaan van het roerend verhaal der in premature wonderbloei geknotte jeugd. Lili Boulanger zou, wanneer zij langer dan vijfentwintig jaren geleefd had, misschien de eerste vrouwelijke componist geworden zijn van het formaat der groten. Zij had invallen - meer en persoonlijker dan Honegger -, haar melodieën bezaten adem en noblesse. Maar bovenal vertoonde zij schroom, zelfbeheersing, rust, dat wil zeggen alle eigenschappen, nodig om als componist zijn werk in dienst der muzikale idee naar behoren te volbrengen. Psalm 129 is in harmonisch opzicht wat te primitief, met zijn eindeloze reeksen van none-akkoorden. En door het onveranderlijk unisono der vocale partijen wordt meer kracht gesuggereerd dan in waarheid aanwezig was. Maar het feit dat dit werk aanleiding geeft tot bedenkingen op dit plan, is reeds iets zeer buitengewoons. De uitvoering van Honeggers opus, onder leiding van Glastra van Loon, was heel goed wat het koorgedeelte betreft, matig wat de solisten aangaat en niet bijzonder overtuigend in het orkestrale (het rijkelijk versterkte Nederlands Kamerorkest). De psalm van Boulanger ging onder leiding van Flipse en werd zowel door het Rotterdams Philharmonisch Orkest als door het Schiedamse mannenkoor Orpheus uiterst bevredigend tot klank gebracht. |
|