Ferruccio Busoni
21 maart 1936 (DGA)
Men zou niet kunnen zeggen dat de betekenis van de componist Busoni ooit overschat is geworden. De uitvoering, op het abonnementsconcert van 12 maart, van zijn Vioolconcert (solist Adolf Busch) was dan ook meer als een geste van piëteit, dan als een artistieke daad te beschouwen. Busoni, een der allergrootste reproducerende kunstenaars van zijn periode, was typisch geen componist.
Hij was een eclecticus, die zijn standpunten tegenover de muziek, naarmate die zich tijdens zijn leven ontwikkelde, met de grootste zorg en een bewonderenswaardig verantwoordelijkheidsbesef bepaald heeft. Hij beheerste alle gebieden der toonkunst, óók het vak componeren. Hij had invallen, muzikale en andere. Maar hij had als scheppend kunstenaar niets te zeggen.
Aan geen enkele figuur na Liszt en Rubinstein kan men het verschijnsel der muzikale steriliteit zo goed bestuderen. Busoni was niet artistiek impotent - integendeel. Hij heeft een respectabele reeks werken nagelaten, die stuk voor stuk goed geproportioneerd en doelmatig gerealiseerd genoemd kunnen worden. Doch geen noot leefde. Hetgeen hij uit de klinkende stilte tevoorschijn riep, was niet bezield, miste adem en hartslag. Zijn noten waren niet de dragers van een verwerkte emotie; de spanning waaruit zij voortkwamen, wilde niet beklijven.
Dit is niet maar eenvoudigweg een kwestie van talent of originaliteit. Ferruccio Busoni was geen epigoon als Sommer, Gade of Spohr. Althans: op het einde van zijn leven was hij geen epigoon meer. Toen hij zijn Vioolconcert schreef (in 1896-'97 en niet in 1899, gelijk het programma vermeldde), was hij dat nog wel: de geaccrediteerde vioolconcerten, Beethoven, Brahms, hadden zijn voorstellingen van ‘een vioolconcert’ maar al te duidelijk beïnvloed. Later evenwel, vooral in zijn opera Doktor Faust, waren de exempelen beter verwerkt. Een onpersoonlijk epigonenwerk zou men dat stuk niet mogen noemen.
Doch, gelijk hierboven gezegd werd, Busoni's muziek leeft niet. Epigonenwerk kan zeer vitaal zijn en een lang leven hebben. Het aspect van onze muziekpraktijk wordt voor ten naaste bij tachtig procent bepaald door de creaties van epigonen en slechts voor een uiterst klein gedeelte door de werken der oorspronkelijke meesters, die in de regel zelf ook wel als epigonen begonnen zijn.
Voor deze muziekpraktijk bestaat het oeuvre van de componist Busoni niet.
Men zoekt naar de oorzaken van de steriliteit van dit oeuvre, zonder voorlopig veel verder te komen dan het opstellen van hypothesen, waarvan latere vorsers naar het fenomeen der artistieke creatie wellicht gebruik kunnen maken. Busoni, sterk staand in zijn artistieke overtuigingen, heeft toch zijn leven lang getwijfeld en geaarzeld. Zijn belangstellingen zaten los, zijn interesse hechtte zich vandaag aan het