schappij node missen. Er zijn namelijk te weinig echte violisten op het ogenblik. Men versta mij wel: virtuoze bespelers van het instrument viool zijn er genoeg. Maar dat is niet wat wij, met Enesco, onder violist verstaan. Het echte violistische besef is aconstructief tot in het absurde. De apperceptie van muziek nadert het meest die van de geboren vocalisten - een gevolg, wellicht, van de door de aard van het instrument gedwongen monodie. In het violisme is nog iets overgebleven van het muziekbewustzijn der minstreels en ‘fahrende Leute’.
Men zou haast denken dat het Amsterdamse concertpubliek, dat aan Georges Enesco op 30 januari laatstleden stormachtige ovaties bereidde, iets van deze aard gevoeld moet hebben. Het is nooit na te gaan langs welke, voor het bewustzijn ternauwernood begaanbare wegen de wisselwerking tussen kunstenaar en publiek tot stand komt. Het contact liep hier echter niet zonder meer via de noten van Enesco's Roemeense rapsodie in A. Dit is een stuk dat, om te beginnen, elk spoor van evenwicht mist - een soort kerstpakket, waarin van allerlei op zichzelf nuttige en doelmatige, ja zelfs aangename zaken samengepakt zitten: manufacturen, zuivelproducten, een doosje Macedonische sigaretten, plus een pond spek. Dit laatste, in dit geval, om mee te schieten.
Doch dit alles werd (slordig!) ingepakt, thuisbezorgd en afgegeven met een volstrekt ontwapenende liefde en groothartigheid. Enesco dirigeerde zijn opeenvolging van volksliedjes en aanlopen-tot-een-climax met de grootst denkbare ernst en toewijding. Gelijk gezegd, Amsterdam reageerde met een ovatie. Wij zijn dus, goddank, nog eenvoudig genoeg om door een ongecompliceerd, sterk natuurtalent gegrepen en meegenomen te worden. Dit inzicht was voor ons wel de winst van het concert.
En hoe meegenomen! Van Beinum kreeg, na zijn uitvoering van Ravels Rapsodie espagnole, soortgelijke orkanen van instemming te verwerken. En ik kan onmogelijk verzwijgen dat het Concertgebouworkest dit stuk vroeger bij herhaling beter: geacheveerder, minder gejaagd, minder fortissimo gespeeld heeft. Waarmee maar gezegd is dat de weldadige warmte van Enesco's persoonlijkheid, via Eduard van Beinum en via het Amsterdamse publiek, ditmaal nog doorstraalde in de, op zichzelf zéér koele, partituur van Ravel. De Rapsodie espagnole wint daar echter niet bij.