Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdStravinsky's Noces
| |
[pagina 653]
| |
vertoond in een lachspiegel. Voor mijn gevoel is de rijmelarij aanmerkelijk beter (want: feller, hartstochtelijker en directer) dan de muziek. Schönberg had het recht tot zijn uitval tegen de menigvuldige ‘ismen’, waarvan Stravinsky de actiefste vertegenwoordiger was, tot 1930 ongeveer. Thans is dat ook wel weer afgelopen. Een Stravinsky, académicien - zelfs een geweigerdeGa naar voetnoot195 - levert een zo dwaas schouwspel op, dat het, zelfs voor een Concertgebouw-leiding bijvoorbeeld, moeilijk zou worden een commentator te vinden die erin zou slagen deze zotternij aanvaardbaar te maken. Ik verbeeld mij zelfs dat dit loffelijk pogen naar aanleiding en ten behoeve van Les noces reeds smadelijk mislukt is. Wij lezen in het programma: ‘Het ganse gevaarte van klank, dat Les noces is, beherbergt een eros, zo machtig en verrukkelijk als bijna geen ander modern werk. Les noces is anti-apollinisch, het verlangt van de hoorder rechtstreekse aanvaarding, onmiddellijke onderworpenheid. Een barbaarse Bacchus is er de ware schepper van.’Ga naar voetnoot196 O, zo. Het is gelukkig dat wij Hollanders geleerd hebben, naar aanleiding van dergelijk gezwets, Jacobus van Looy te citeren, over het lachstaartje dat te vinden is aan het eind van bijna iedere ernstige hond.Ga naar voetnoot197 Het is bovendien gelukkig dat in het programma elders te lezen stond dat Les noces inderdaad van Stravinsky zelf is, zodat het endossement aan Dionysos komt te vervallen. Het is, ten slotte, gelukkig dat een deel (het beste) van het Nederlandse publiek langzamerhand geleerd heeft muziek te beoordelen met behulp van zijn oren. Les noces is een van de vervaarlijkste blunders die Stravinsky op zijn muzikale geweten heeft. Het stuk is ook reeds volkomen dood. Het is een Tilimbom, uitgewerkt voor koor en batterij, een minuscuul gevalletje, dat werd opgeblazen tot een nummer van ten naaste bij een half uur.Ga naar voetnoot198 L'histoire du soldat is ook niet meer dan een gedeformeerd cabaretnummer, maar dat is tenminste somtijds nog wel amusant. Les noces is een reinculture van zenuwachtige verveling.
Tot zover wat de definities betreft. Technisch is dit, naar aanleiding van deze uitvoering, niet zo gemakkelijk te commenteren: Ernest Ansermet heeft de partituur uitstekend in het hoofd en de handen; de slagwerkers van het Concertgebouw en de vier Amsterdamse pianisten beheersten het metrische deel van hun opgave zeer wel (dynamisch was alles in de regel ettelijke sterktegraden te luid) en de beide vrouwelijke solisten, Nathalie Wetchor en Hélène Sadoven, zongen zuiver en muzikaal. Maar hetgeen ‘het Russisch koor Vlassof’ en de beide mannelijke solisten ten beste gaven, leek er maar ten naaste bij op. Waarmee gezegd wil wezen dat het ‘gevaarte | |
[pagina 654]
| |
van klank’ dat Stravinsky (hopen wij) voorzweefde bij de conceptie van deze muziek, een ander gevaarte, van andere klank was, dan men ditmaal te horen kreeg. Als de partituur tenminste ook niet jokt, men kan tenslotte nooit weten... Het muzikale materiaal, in dit opus verwerkt, is van geen hoger orde dan een soort aftelliedje als Tilimbom. Alleraardigst materiaal voor een klein gevalletje, maar voor een muziek van groot formaat precies even onbruikbaar als een van Catharina van Rennes' Kleengedichtjes zou blijken voor de compositie van een imposante symfonie of een deftig oratorium. De realisatie van dit geheel is bovendien catastrofaal. De behandeling van het koor garandeert een minimum aan sonoriteit en de kans dat alles, bij elke inzet, bij iedere maatwisseling, in het honderd kan lopen, zou ik niet eens een risico durven noemen. Het geheel is een louter experimenteel knutselwerk. Wat er aan muziek in staat zou, geïnstrumenteerd voor een normaal orkest, in ieder geval een zekere dieptewerking gehad hebben. Artificieel, o zeker. Maar de oren onzer niet volkomen geïnitieerde melomanen zouden beter geweten hebben waaraan men toe was. Nu moet zelfs de musicus dikwijls raden wat bedoeld werd: het enige dat overblijft, is de herinnering aan een ongewis gehos en gestomp op onnauwkeurig aangeduide toonhoogten, vermeerderd met een vocaal geroezemoes, waarboven een luttel aantal herkenbare sopraanlijnen de suggestie van enige melodische horizontalen trachten te wekken. Men kan dit niet goed praten met een beroep op ‘infernale’ krachten en ‘onbetoombaarheden’, noch zelfs op simili-bacchantische barbarismen. Ondoelmatig gerealiseerde muziek van inferieure vinding noemen wij slechte muziek - onverschillig voor de vraag of dit neoklassieke namaaksels betreft, dan wel épatante nieuwerwetsigheden van twintig jaar geleden.
Vóór de pauze introduceerde Ansermet zijn orkestratie van Debussy's Six épigraphes antiques. De stukken zijn uitmuntend voor orkest gezet, maar het is pianomuziek. Ik heb grote bewondering voor het vakmanschap en de piëteit waarvan Ansermet de blijken heeft gegeven, maar ik meen dat hij de Épigraphes intact had moeten laten. Tenslotte is dit late werk van Debussy een geheel - en nu is het weliswaar zeker dat fragmenten als Pour la danseuse aux crotales of Pour l'Égyptienne het ‘stereoscopische’ effect van de instrumentatie verdragen (het aardige beeld is van Ansermet). Maar het is even zeker dat de piano-effecten van Pour remercier la pluie au matin of Pour invoquer Pan, dieu du vent d'été in het orkest volkomen teloorgaan en dat de verzwaring die het prachtige Pour un tombeau sans nom door de instrumentatie ondergaat, absoluut vernietigend is voor de expressie van deze sublieme muziek. Ansermet beroept zich op een uitlating van Debussy zelf: ‘J'avais l'intention, jadis, d'en faire une suite d'orchestre, mais les temps sont durs et la vie m'est plus dure encore.’Ga naar voetnoot199 Ik lees hieruit dat men het werk vooral niet instrumenteren moest! Ten eerste lees ik dat uit de spottende tweede helft van de zin. Ten tweede uit het woordje jadis. | |
[pagina 655]
| |
Er leeft één muzikant die deze instrumentatie had kunnen bewerkstelligen, zó dat onze stilistisch stevig gefundeerde bezwaren ineengestort zouden zijn: Maurice Ravel. Let wel: een meester, in technisch opzicht van het formaat van Debussy zelf! Voor zover mij bekend is, heeft Ravel het tot dusverre echter nog niet ondernomen. |
|