Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 649]
| |
Alban Berg †
| |
[pagina 650]
| |
de autonomie van de in dit concert verwezenlijkte muziek begint te twijfelen. Men kan constateren dat Alban Berg, de muziekdramaturg van Büchner en Wedekind,Ga naar voetnoot190 meer vrijheid van muzikaal handelen genoot dan de vrije vinder Alban Berg, auteur van meesterlijk geconcipieerde stukken absolute muziek. Met deze opmerking wordt geen verkleining bedoeld van de singuliere componistencapaciteiten waarover Berg beschikte. Om het tot een zo groot muziekdramaturg te brengen als hij was, moet men van huis uit een muzikant bij Gods genade wezen: men moet iemand zijn van het formaat van een Verdi of Wagner. Er is een tijd geweest dat men het componeren van opera's minderwaardig achtte aan het schrijven van symfonieën, kwartetten of sonates. Die tijd ligt nu wel achter ons. Door de geïnitieerden onder de musici worden Don Juan of Die Zauberflöte niet meer achtergesteld bij de Negende of de Akademische Festouvertüre en dat is een van de (schaarse!) redenen tot tevredenheid met de tijd waarin wij leven. Wij zijn zelfs al in staat het oude misverstand vrij nauwkeurig te lokaliseren: inderdaad is Fidelio minder geslaagd dan de Eroica of de Pastorale. Alban Berg was dus voor ons gevoel in de eerste plaats een groot operacomponist. Met zijn Wozzeck heeft hij het aspect der muziekdramatische kunst volkomen gewijzigd. Wij behoorden nimmer tot degenen die een blinde bewondering koesteren voor het libretto van deze opera, compilatie uit een groot aantal heterogene en vrijwel onsamenhangende scènes. Dit expressionisme avant la lettre was, op zichzelf beschouwd, noch beter, noch slechter dan elk willekeurig veristisch tekstboek. Eigenlijk kan men het uitsluitend waarderen om zijn beknoptheid en nuchterheid, directe reactie op de mateloze concepties van Wagner, wiens mythologische en metafysische elaboraties het ideaal vormden van de componistengeneratie die aan de onze voorafging. Men moet er evenwel niet aan denken wat een middelmatig talent van deze stof (en, trouwens, ook van Berg-Wedekinds Lulu-conceptie!) gemaakt zou hebben. Voor Berg, met zijn hypersensitieve en uitermate analytisch bewuste gedachtewereld, waren echter deze schetsmatige personificaties van primitieve driften juist wat hij behoefde. Zowel Wozzeck als Lulu bestaan slechts uit volstrekt ongecompliceerde gegevens, die in hun barre enkelvoudigheid als het ware voorbestemd leken om tot scherm te dienen voor alle psychologische verbijzonderingen die een geniaal zielkenner als Berg erop wist te projecteren. Deze techniek is volkomen verschillend van die van Debussy, in samenwerking met een Maeterlinck. Bij de Franse meester: een verhelderen, een effleureren van een enorm aantal reeds in woorden en begrippen aan de orde gestelde zielkundige gegevens. Daartegenover bij Alban Berg, een in muziek eerst ‘bewusstseinsfähig’ maken van ettelijke onder de oppervlakte in de figuren latent aanwezige driften. Hierdoor wordt meteen duidelijk waarom Berg voor de compositie van een zo elementaire handeling zoveel meer noten en formules nodig had dan Debussy voor de klankrealisatie van zijn relatief lang uitgesponnen en tot het uiterste verfijnde drame lyrique. Met deze inzichten gewapend naderen wij wederom de grensgebieden der muziek. Eén stap verder op de weg Maeterlinck-Debussy en wij hebben het operaland reeds | |
[pagina 651]
| |
weer verlaten en bevinden ons in de domeinen van d'Annunzio en Pirandello.Ga naar voetnoot191 En één stap verder dan de weg die Berg ging en wij bevinden ons te midden der algehele onverstaanbaarheid. Men heeft Debussy bij herhaling een te ver doorgevoerd subjectivisme verweten: de Pelléas zou een uiterste grens betekenen, die nimmer overschreden zou mogen worden. Hetzelfde had men van Berg kunnen zeggen, met evenveel recht. Ik zie overigens niet in dat deze opmerking het karakter van een aanmerking zou mogen dragen. Tristan und Isolde is een grandioos kunstwerk, maar het is dat niet omdat, na Wagner, tientallen meelopers à la manière de Tristan gecomponeerd hebben. Veeleer zou men moeten zeggen: Tristan is groots, niettegenstaande de school. Elk groot kunstwerk is er maar eens. Details, losse bijzakelijkheden van zulk een compositie kunnen dan weer de kiemen worden van andere, nieuwe kunstwerken, die door de later komenden geschreven gaan worden. Maar de essentie, het hoofdzakelijke van een waarlijk representatieve schepping is niet voor uitbreiding en nog minder voor herhaling vatbaar. De les van Wagners Tristan lag niet in het ideeëngebied, maar op het terrein der harmonische differentiëringen - een louter muzikaal-technische aangelegenheid dus. Pelléas heeft ons niets te leren op het gebied der muziekdramaturgie, maar veel op dat der klankeconomie. Zo lijkt het mij vrij overbodig Wozzeck als voorbeeld te stellen op het stuk der formele conceptie (men weet dat Berg de verschillende dramatische scènes in specifiek muzikale vormen heeft gegoten: rondo's, variaties, sonatevormen). Ik denk dat Bergs invloed zich, via de opera Wozzeck, misschien het duidelijkst zal gaan manifesteren, niet in de muziekdramaturgie, maar in de domeinen der absolute muziek. Mettertijd - wanneer de absolute muziek haar consequenties uit deze in het muziekdramatische geprojecteerde vernieuwingen zal hebben getrokken. Want deze opera is, na Schönbergs oudere Fünf Orchesterstücke en zijn Drei Klavierstücke, de eerste overtuigende manifestatie van een bevrijd harmonisch bewustzijn. Het was ook de eerste maal dat een muziek van grote afmeting en spankracht gerealiseerd werd met gebruikmaking van de door Arnold Schönberg ontdekte ‘grondtoonloze’ polyfonie.Ga naar voetnoot192
Het is nodig deze waarheden op dit ogenblik onder de ogen te zien. Na de dood van Alban Berg blijft geen gelijkwaardig vertegenwoordiger van de atonale richting over. De ‘jongeren’ proberen het met concessies. Het muziekbewustzijn van Schönberg zelf is in de werken, ontstaan na zijn Pierrot lunaire, steeds hybridischer, steeds speculatiever geworden. Weberns klank is met het blote oor ternauwernood waarneembaar. Maar Hindemith romantiseert luidkeels en onbekommerd voort, Stravinsky bouwt zijn holle kubusjes van klank, Bartóks muziek is tot poeder uitgedroogd. Het lijkt dat de Schönberg-groep een rondom afgesloten geheel is geworden, dat in de stromen en draaikolken van de tegenwoordige muziek ronddrijft, zonder daarop meer invloed uit te oefenen. | |
[pagina 652]
| |
Misschien is dit alles noodzakelijk. De principes van Schönberg zelf, doorgedacht in verdere consequenties, zijn zonder twijfel volkomen destructief voor het Europese muziekbewustzijn. De principes van Hába en Hauer zijn dat ook, maar zij werden met minder kracht gelanceerd en richtten dus vrijwel geen schade aan. Het is goed dat uit Schönbergs school iets zo positiefs is voortgekomen als de vernieuwing van de kunstvorm opera. Door het uit de tijd treden van de schepper ontstaat eensklaps afstand, wordt een Wozzeck iets klassieks. Zo gezien krijgt dit sterven een zin.
Met Alban Berg is ook een der grootste muzikale denkers van onze tijd heengegaan. Wat hij geschreven heeft, munt uit door heldere formulering en grondige doordachtheid. Zijn stukken waren somtijds polemisch, maar nimmer geselend, gelijk die van Schönberg. Men blijft zich onder het lezen aldoor bewust dat het schrijven over muzikale en muziekpolitieke onderwerpen voor deze musicus een pas in de tweede plaats belangrijk iets kon betekenen. Hij vertoonde niet Wagners behoefte tot getuigen, niet de agressiviteit van een Hugo Wolf, niet de praatgraagte van een Schumann. Hij zette zijn standpunten uiteen en ging over tot de orde van de dag. Ook in zijn componeren was hij van een gelijksoortige zakelijkheid. Stukken als de geserreerde lyrische scènes uit Wozzeck, sommige liederen, de snelle delen uit het Doppelkonzert, de Lyrische Suite vertonen de prachtige spanning die uit het ‘geen-noot-te-veel-principe’ ontstaat. Daarnaast staan fragmenten welke voor onze, meer Latijns geschoolde, smaak wat massief, wat duister blijven: het ensemble in de Biergarten uit Wozzeck, het middendeel uit het Doppelkonzert. Maar dit is niet het tijdstip voor stijlkritische bespiegelingen. Hetgeen Alban Berg gecomponeerd heeft, zal van belang blijken, ook voor de generaties die na ons komen. Hij heeft zich voor de Europese muziek van het eerste derde deel dezer eeuw onsterfelijke verdiensten verworven. |
|