Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdNederlandse muziek in Rotterdam
| |
[pagina 646]
| |
weinig sprake meer is, verderop. Zodoende worden de fugatische passages inzinkingen, in plaats van gespannen momenten. Mengelberg is een lyricus, die volstrekt niet rigoureus contrapuntisch denkt. En eigenlijk is dat laatste wel een noodzakelijkheid, bij de compositie van een werk van iets groter allure.Ga naar voetnoot185 Het best gerealiseerde Nederlandse werk van deze maand was natuurlijk Johan Wagenaars Dreivierteltakt.Ga naar voetnoot186 De uitvoering daarvan, door Flipse met zijn orkest, was eveneens buitengewoon geslaagd: het muzikanteske element, een der belangrijkste facetten van Wagenaars opus, werd voortreffelijk in het licht gesteld. Over Noordzee van Dina Appeldoorn valt niet veel te berichten: één minuscuul vondstje, verwerkt met eindeloze tautologieën en verpulverd in een ordeloos geweld. Er zou meer op te merken zijn naar aanleiding van de beide overgebleven noviteiten: volksliedbewerkingen van Hans Schouwman en een Concert voor piano met strijkorkest van Otto Glastra van Loon. Schouwman is typisch de eclecticus met een allround belangstelling voor de muziek; Glastra van Loon vertoont zich in deze compositie - de eerste welke ik in het openbaar van hem hoorde - vooral als de reproducent die belangstelling heeft voor problemen van polymetrische en coloristische aard. Beide werken dragen duidelijk de kenmerken door geboren niet-componisten geschreven te zijn. De liederen van Schouwman bestaan uit de authentieke melodische lijnen, verstopt onder een compact stemmenweefsel, dat, als werkstuk op zichzelf beschouwd, veel meer een volhandige piano-improvisatie is dan de verwezenlijking van enige orkestrale invallen. Om alleen maar goed te klinken, zou er meer dan de helft van de noten uit moeten. Prijzenswaard zijn de zorg en de concentratie waarmee Schouwman te werk ging; maar de berekeningen welke aan zijn geluidsdoseringen ten grondslag lagen, deugden niet: het geheel werd, hoewel dynamisch uiterst bescheiden, te massief. Ook pianissimi kunnen verstopt klinken... Noemden wij Schouwmans klank te massief, het geluid van Glastra van Loons Pianoconcert is te schraal. Uit de aard der zaak stelt het schrijven van een orkestwerk met een solo-instrument andere eisen dan het bewerken van oude liederen; ten dele hogere, ten dele lagere eisen. De auteur van een pianoconcert moet over een langere adem kunnen beschikken dan de bewerker van bestaande melodieën. En juist die spankracht bezit Glastra van Loon ten enen male niet. Melodisch is het werk uitdrukkingsloos: een paar wel ingenieuze complicaties kunnen de armoede aan muzikale inventie niet afdoende bemantelen. Stilistisch is er een aarzelen tussen een harmonisch uiterst gepeperde hotter-than-hot-jazzstijl (dat is nog het meest aanvaardbare element) en een oudmodische adagiomelodiek, afgewisseld met Poulenc-infantilismen of Satie-pueriliteiten. Het is jammer dat Van Loons ordenend klankbewustzijn niet beter gedisciplineerd bleek. Invallen heeft hij, maar van werkelijk scheppend organisatietalent bleek nog niets: dit pianoconcert werd óók al weer meer improvisatie dan compositie. Het is bovendien te zeer up-to-date om ooit iets meer dan dat te worden. Ik vraag mij af of men het uitdenken en opschrijven van een stuk als dit eigenlijk al | |
[pagina 647]
| |
(of nog) componeren moet noemen. Men zou het willen bejammeren dat Glastra van Loon, die durf, animo en voorstellingsvermogen genoeg blijkt te bezitten om zich aan een opgave als deze te wagen, indertijd de beginselen der muzikale compositiekunst niet wat grondiger geleerd heeft. Op later leeftijd laten zich dergelijke tekorten bezwaarlijk meer verhelpen.Ga naar voetnoot187 Het concert werd goed, ietwat te luid, gespeeld door Jan Odé. De liederen van Schouwman vonden een uitnemend vertolkster in Maria Last. Ten slotte: de belangrijkste internationale gebeurtenis op de Rotterdamse concertmarkt was de uitvoering, door Flipse met zijn koor en zijn orkest, van Roussels Évocations en Psaume 80. Twee werken van zeer bijzondere betekenis, twee uitvoeringen welke de kwalificatie voortreffelijk voluit verdienden. |
|