Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdDictator Machine
| |
[pagina 620]
| |
genre, genaamd het machinisme, het aanzijn zou gaan geven aan Hispano-Suiza-rapsodieën en Gipsy-Moth-capriccio's.Ga naar voetnoot141 Dat iets dergelijks tot dusverre niet plaatsvond, is een der weinige lichtpunten die het beeld van de tegenwoordige muziek ons nog te bieden heeft. De vergissing met die grote locomotief was, blijkbaar, al te evident: het toch al zo korte traject van het sublieme naar het ridicule had men hier met sneltreinvaart afgelegd.
De denkende mens van tegenwoordig is niet bijzonder muzisch georiënteerd. De goede-oude-tijd-maniakken schrijven dat verschijnsel op rekening van het haastige leven: er zou geen tijd meer zijn om te dromen, geen stilte waarin nog bezinning mogelijk was. Oppervlakkig gezien lijken deze opmerkingen juiste conclusies. Nauwkeuriger beschouwd zijn het echter slechts observaties; feitelijke gegevens waaruit de toekomst, dunkt mij, geheel andere gevolgtrekkingen zal maken. Er wordt niet zo miserabel slecht gecomponeerd, in onze dagen, omdat het vinden van rust en stilte zoveel bezwaarlijker geworden is dan het voor vijftig jaren was. Maar het merendeel van de tegenwoordige muziek is inferieur, omdat de wezenlijke belangstelling van de met creatieve begaafdheid toegeruste mensen niet op abstracte, doch op zogeheten concrete onderwerpen gericht is. Zoiets is eigenlijk zuiver een kwestie van mode. Dezelfde belangstelling, hetzelfde ijzeren geduld, dezelfde ontdekkingsdrift welke in de Middeleeuwen ten grondslag lagen aan het muzische spel dat verwezenlijkt werd met klanken, in de vorm van canons en andere contrapuntische meesterwerken - deze geestelijke energie richt zich thans op het mechanistische spel waaruit radiotoestellen ontstaan, vliegmachines en koelkasten, televisieapparaten, duikboten en geluidsfilms. Het creatief begaafde deel der mensheid begon utilistisch te denken, daarbij uitgaande van de bewuste of onbewuste overweging dat vliegtuigen en dieselmotoren van meer belang voor het menselijk geluk zouden zijn dan symfonieën en sonates. Ons tijdsgewricht heeft tientallen dromen in vervulling zien gaan, waarover de wereld eeuwenlang slechts gefantaseerd had. Het kan geen verwondering wekken dat deze periode niet in de eerste plaats hunkert naar nieuwe dromers, naar scheppers van weer verder verwijderde idealen. Integendeel: men heeft behoefte aan perfecte handwerkslieden, aan fantasieloze werkers met bescheiden, doch concrete ambities. Maar het gebied van de kunst komt op deze wijze braak te liggen. De doelstellingen van het geestelijk leven vallen niet onder de competentie van de techniek. Zij die menen de mensheid beter te dienen met natriumlampen dan met opera's, verliezen uit het oog dat de meesterstukken van hun mechanistisch vernuft slechts het comfort van de mens verhogen kunnen, doch nimmer zijn levensgeluk. | |
[pagina 621]
| |
In een amuzisch tijdvak als het onze kan men evenmin waardering voor kunstwerken verwachten als belangstelling voor de kunstenaar. Nog altijd dromen jeugdige en idealistische instrumentalisten van succes en beroemdheid, hopen talentvolle jonge componisten op erkenning van hun prestaties. En zij hopen en dromen tevergeefs. Het enthousiasme der menigte is in dit tijdsgewricht niet meer het deel van de kunstenaar. De elite, welke omstreeks het midden der vorige eeuw een Franz Liszt verafgoodde, stelt niet bijzonder veel belang meer in de muziek, en de om deze elite heen gegroepeerde grote massa, die als klankbodem voor de virtuozensuccessen kon dienen, is reeds lang verdwenen. De eendagsidolen der menigte worden niet meer uit het kamp der kunstenaars gerekruteerd, maar uit het leger der technici. Het is duidelijk dat wij ons met onze muziek in de buurt van het nulpunt der publieke belangstelling bevinden. Ik acht dit overigens veeleer een verheugend dan een verontrustend verschijnsel. Want inderdaad zal de kunstenaar volledig afstand moeten doen van de min of meer glorieuze uitzonderingspositie welke de periode der romantiek hem had toegedacht, een uitzonderingspositie die heden ten dage louter een anachronisme is. Slechts door het prijsgeven van zijn al lang verjaarde privileges zal hij zijn zelfrespect kunnen herwinnen, zijn geestelijke zelfstandigheid, zijn roeping als schepper en verspreider van beschavingswaarden. Deze evolutie zal niet vlot, niet moeiteloos verlopen. De musicus heeft altijd een eigenaardige positie in het geestelijk leven ingenomen: enerzijds was hij de uiterst verfijnde intellectueel, clerc magister - anderzijds de ongeletterde muzikant, de rauwe potsenmaker voor brooddronken kermisgangers. Hier behoort hij tot de hoogste adel des geestes, ginds verkoopt hij zijn rechten, zijn lijf en zijn ziel voor wat vluchtige roem. Men kan er zeker van zijn dat de muziekrobot zijn plaats zonder slag of stoot zal gaan innemen. En niet alleen in het amusementsbedrijf zal de machine de muzikant verdringen - ook in de woonkamers is ‘muziek’ niet meer een zaak van cultuur, maar van mechaniek. Waarom nog pianospelen als grammofoon en radiotoestel zonder inspanning, zonder vermoeienis, de voortreffelijkste herscheppingen te horen geven? Waarom iets met veel moeite leren als de perfecte resultaten van datzelfde leren voor een handvol kleingeld te koop zijn? Inderdaad - men zou niet weten te zeggen wat ter wereld voor een onmondig, geblaseerd en ideaalloos geslacht van nog groter waarde geacht kan worden dan zijn comfort. Levenswijsheid en eeuwigheidsbesef zeker niet. Wij zien op het ogenblik nog pas de eerste regeringsdaden van dictator Machine. Ik betwijfel of de tekenen der tijden wel voldoende begrepen worden, in de kringen die nog tot begrijpen in staat zijn. In vroegere perioden betekende het machinisme voor het leven van de geest nog geen gevaar. Dit begon pas te dreigen op het tijdstip waarop de zekerheid van geestelijke waarden teloorging. Dat de componisten zich met locomotiefimpressies onledig gingen houden, is een voor de continuïteit der kunst onbelangrijk verschijnsel. Maar dat het muziekstuk Pacific 231, zo goed als | |
[pagina 622]
| |
het merendeel der in deze jaren overal in Europa geschreven composities, dermate inferieur is aan hetgeen wij twintig jaar geleden de nieuwe Europese muziek mochten noemen, is een angstaanjagend symptoom. |
|