Algemeene muziekleer, door Sem Dresden
N.V. Wolters' Uitgeversmij., Groningen. f 5,25
Hiermee kunnen wij eindelijk de publicatie aankondigen van het muziektheoretische leerboek dat ons al sinds jaren ontbrak. De elfde druk van Worp-van Milligen bevatte een bepaalde hoeveelheid exacte feiten; dat boek was bij tot, zeggen wij, plusminus 1900. Maar de achterstand was waarlijk al te groot geworden. En door het verschijnen van Dresdens volledig vernieuwende bewerking is deze achterstand met één slag ingehaald.
Woorden van aanbeveling lijken mij verder overbodig. Geen immers, die als de directeur van het Amsterdamse conservatorium op de hoogte is van de scherpste eisen der stugste praktijk. Geen ook, die als hij het vermogen bezit helder en progressief te doceren. En, ten voornaamste: geen onder onze Nederlandse musici, die een zo klaar besef heeft van de continuïteit der muzikale feiten. Deze Algemeene Muziekleer rust solide op het fundament der Nederlandse pre-klassieken en reikt tot midden in de actuele componeerpraktijk.
Bij een andere gelegenheid dan deze korte aankondiging kan bieden, zou het wellicht de moeite lonen iets dieper in te gaan op sommige van Dresdens stellingen over de slotkracht der (authentieke, plagale en andere) cadensen, die, meen ik, ook buiten het harmonisch verband om tot interessante beschouwingen aanleiding zouden kunnen geven. Men moet natuurlijk ergens grenzen trekken. Maar het komt mij voor dat het terrein wat krap bemeten is in de pagina's 171-178 van Dresdens boek. Een hoofdartikel voor dit tijdschrift zit er bijvoorbeeld stellig nog in...
Wij wachten thans op de aangekondigde harmonieleer. Ook voor dit onderwerp is Dresden volstrekt de aangewezen persoonlijkheid.