Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdH.W. de Ronde: Overzicht der muziekgeschiedenisGa naar voetnoot82
| |
[pagina 574]
| |
scheppend begaafde musici immers is de muziek een zaak van interpretatie en zonder een welgefundeerd begrip van de geschiedkundige samenhangen is men wel genoodzaakt alle iets oudere fenomenen te interpreteren in ‘actuele’ zin. Zij die bekend zijn met de vorige-eeuwse uitvoeringspraktijk van de meesterwerken van Bach of Händel, zullen begrijpen wat met het bovenstaande bedoeld is. De muziekgeschiedenis stelt ons in staat vele fouten te vermijden, vele vergissingen niet te begaan. De muziek, als autonome toonkunst, is nog zeer jong; de wetenschap der muziekgeschiedenis is, uit de aard der zaak, nog veel jonger. Prof. dr. A.A. SmijersGa naar voetnoot83 moest in zijn rede, uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de theorie en geschiedenis der muziek aan de Utrechtse Universiteit (oktober 1930) opmerken dat bijvoorbeeld omtrent de Nederlandse School, van Dufay tot Willaert, honderd jaar geleden nog zo goed als niets bekend was. Pas in de laatste tientallen van jaren begint de muziekgeschiedenis de plaats in te nemen waarop zij recht heeft. In Nederland nog iets later dan elders: het Koninklijk Besluit om de eerste universitaire leerstoel in de theorie en geschiedenis der muziek te Utrecht te vestigen werd eerst in 1928 afgekondigd. De muziekgeschiedenis werd hiermee tot een vak van hoger onderwijs gemaakt, maar daarmee is haar waarde voor het lager (muziekscholen-) en middelbaar (conservatorium-)onderwijs niet verminderd. Integendeel. Het is te voorzien dat juist door de mogelijkheid van een academische studie dit vak aan waarde en aanzien steeds zal toenemen. Vele kloven zullen daartoe nog overbrugd moeten worden, veel wanbegrip uit de weg geruimd. Op dit ogenblik bevinden zich de muziekpraktijk en de muziekwetenschap nog te ver van elkander. De jaren waarin ‘Muziekgeschiedenis’ aan onze vakscholen niet meer betekende dan een cursus in jaartallen en anekdoten liggen gelukkig achter ons. Maar de overtuiging dat de historie der muziek eigenlijk het fundament is waarop alle theoretische kennis van de praktijkkandidaten behoort te rusten, is helaas nog lang niet algemeen aanvaard. Als een poging van de zijde der praktische musici om dit ideaal naderbij te brengen, acht ik het boek van De Ronde van zeer grote betekenis. Het Overzicht der muziekgeschiedenis is uit de praktijk voor de praktijk geschreven. Mogen vele lezers van dit gedrukte woord evenveel nut ondervinden als de talrijke leerlingen van de Rotterdamse toonkunstinstellingen van De Rondes gesproken woorden leren en hebben geleerd. |
|