achttien resterende stukken kan men er twee of drie aanwijzen die misschien in een volgend seizoen nog eens uitgevoerd kunnen worden: Ravels Bolero-grapje, het Dubbelconcert voor fluit en piano van Schulhoff, wellicht nog het Violoncelconcert van Toch. De rest was negatiever dan Hamlets proverbiale stilte: Prokofjev, Bloch, het Altconcert van Milhaud, et cetera.
Wat Nederland betreft: van Dopper werden vijf stukken uitgevoerd, van Diepenbrock twee, van Röntgen twee, van Van Gilse en Leo Smit ieder één. Laatstgenoemde genoot de eer met zijn ballet Schemselnihar de enige serieuze Nederlandse noviteit van dit seizoen voor te stellen.
Uit de cijfers blijkt dat de tegenwoordige betekenis van het Amsterdamse Concertgebouw zowel voor de Nederlandse als voor de nieuwe internationale muziek uiterst gering genoemd moet worden. Het laat zich aanzien dat deze betekenis nog geringer worden zal: de met enige consequentie gevolgde gedragslijnen van de zakelijke en artistieke leiding wijzen dit uit. Wij zullen ons met het denkbeeld van de nabije ondergang van het Amsterdamse muziekleven moeten vertrouwd maken, niet getroost door het inzicht dat iedere stad het muziekleven heeft dat zij verdient.