Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdMuziek en journalistiek (Erts)Ga naar voetnoot21
| |
[pagina 519]
| |
Wij zouden ook een aantal thema's uit de nalatenschap van Beethoven weer moeten toewijzen aan de erven Mozart en de familie Haydn. Voor het collectieve oor der mensheid zal het hoofdthema uit de Eroica echter altijd ‘van’ Beethoven blijven - niettegenstaande deze muziek reeds jaren vroeger aan Mozart toebehoorde. Ik zie, in deze materie, geen mogelijkheid tot enige rechtvaardigheid. In de wereld der klanken geldt een wonderlijk onlogische, maar subtiele jurisprudentie. Er is evenwel de laatste vijftig jaar een geslacht van kunstrechters opgestaan. Deze kadi's, de kunstcritici, spreken vonnissen uit in allerlei artistieke strafzaken: vadermoord, grafschennis, diefstal en chantage. En zij doen uitspraak in civiele zaken: de auteur van Ich küsse Ihre Hand, Madame,Ga naar voetnoot23 krijgt enkele daalders toegewezen, de uitvoerder van datzelfde populaire kleinood een kasteel, met een hertenkamp en vrij automobielrijden gedurende twee jaar. Het zittingslokaal van onze kunstrechters is de courant; hun machtsmiddel vormt de communis opinio. Maar het eerste artikel van hun code pénal moet nog geschreven worden... Men zou dit alles voor een particuliere liefhebberij van hoofdredacties en kunstlievende courantenbezitters kunnen houden, ware het niet dat er in de muziekkritiek een aantal euvelen is binnengedrongen die maken dat de handelingen van dit ongeorganiseerde rechtscollege tegenwoordig niet minder zijn dan een gevaar.
Wij kunnen ons voorstellen dat de bouwers der kathedralen, de componisten van madrigalen en motetten, de schilders van schuttersmaaltijden hun persoonlijke ijdelheden hadden, behoefte gevoelden aan begrip en waardering, zo goed als de levende architecten, componisten en beeldende kunstenaars. Het is mogelijk dat in vorige eeuwen muziekstukken ongecomponeerd zijn gebleven door een gebrek aan interesse van de tijdgenoten. Men moet het op sommige punten wellicht als een vooruitgang zien dat de muziekminnaar van tegenwoordig door de kunstreportage wordt ingelicht over de feiten dat SchulzeGa naar voetnoot24 een koortje heeft gecomponeerd, dat Toscanini een iets hoger honorarium in Amerika heeft kunnen bedingen en dat Bartók zijn Derde strijkkwartet heeft voltooid. Maar de kunstreportage moet de relatieve belangrijkheid van deze drie mededelingen totaal verwringen. De journalistiek kan slechts werken met actualiteiten en dus is zij genoodzaakt van alle verschijnselen des artistieken levens: nieuwsberichten te maken. Bericht 1, betreffende anonymus Schulze, is een stopper, uitsluitend voor de courant van belang: als een kolom namelijk niet op een andere wijze wil vollopen. Bericht 2 is een wezenlijke actualiteit, van waarde voor de diverse lezerskringen die naar aanleiding van dit nieuwtje zich kunnen verdiepen in beschouwingen over dat rijke Amerika of over de muzikaliteit van die Italianen. Bericht 3, behelzende een medede- | |
[pagina 520]
| |
ling omtrent het oeuvre van een componist, wiens betekenis voor de actualiteit gelijk nihil is, wiens toekomstige belangrijkheid echter buiten twijfel staat, is een concessie van Moloch Courant aan Kronos. Op zichzelf belangrijke figuren als Bartók worden door concessies van de actualiteitendwingers natuurlijk niet van hun stuk gebracht. Maar de zwakkere kunstenaars bedrinken zich gemakkelijk en gaarne aan de goedkope likeuren van een journalistieke roem. Voor velen blijkt de courantenreputatie een narcoticum waar men op den duur niet meer buiten kan, en de verslaggever, de schenker van het vocht der publiciteit, wordt een onmisbaar personage voor het overgrote deel der optredende kunstenaars. Ernstiger worden de situaties wanneer men niet meer met de journalistieke berichtgeving, maar met de persbeoordeling te maken krijgt. Berichten als de hierboven genoemde kan de jongste verslaggever doorgeven en persklaar maken. Maar wanneer de opgave luidt het koor van Schulze of een concert onder Toscanini te verslaan, of zelfs een beschouwing te leveren over het Derde kwartet van Bartók - dan komen onze kunstrechters in functie. Men kan er vrede mee hebben dat de muziekkritiek, gelijk in Parijs, voornamelijk gehanteerd zou worden door componisten. De courantenlezer krijgt dan te zien wat bijvoorbeeld M. Roland-Manuel vindt van het opus van M. Bartók. En dat is altijd interessant, in zoverre de meningen, de persoonlijkheid en de ervaring van Roland-Manuel de moeite waard zijn. Soms zal het werk op deze wijze minder ‘objectief’ besproken worden - men neemt de subjectiviteit van zijn criticus gaarne mee in de koop, overtuigd van het feit dat ‘la critique, c'est un monsieur’. Men kan ook vrede hebben met de zwaarwichtige,Ga naar voetnoot25 min of meer musicologische wijze van voorlichting die in vele Duitse couranten gevolgd wordt - niettegenstaande het sterk exclusivistische en maar al te vaak geborneerde karakter van vele schrifturen. Maar men kan geen spoor van waardering gevoelen voor de, uit Engeland en Amerika geïmporteerde, ‘uniforme’ werkwijze, die ook hier in Nederland de rubriek muziekkritiek tot een schraal wingewest der verslaggeverij heeft gemaakt.Ga naar voetnoot26 Men heeft zijn houvast verloren; de grenzen tussen reportage en kritiek zijn uitgewist. De grenzen zijn zelfs verdwenen tussen opinies en praatjes. De mening van een courant is de grootste gemene deler van de diverse stuntelige liefhebberijen van een onmondig en gedesoriënteerd publiek geworden. Voor zuiver kritisch werk is in de pers geen plaats meer; aan een bleek en opgeruimd verslag heeft men genoeg en de fotopagina doet de rest. De volledige verdwaasdheid in muzikale zaken van onze door radio en grammofoon vergiftigde tijdgenoten; de stuurloosheid van de optredende kunstenaars, die het spoor bijster raakten in het labyrint van stijlen, stro- | |
[pagina 521]
| |
minkjes en modes; de achteruitgang in technische vermogens, mogelijk gemaakt door het ontbreken van bevoegde kritische instanties, zijn nog pas de eerste gevolgen van de huidige journalistieke vulgariseringstendensen. Actualiteiten vormen de materie waaruit de courant opgebouwd is. De huidige journalistiek kan geen belangstelling, geen ruimte voor bovenactuele verschijnselen over hebben. In de transformator der redactiebureaus worden alle fenomenen van het geestelijke leven tot uniforme eendagswaarden gereduceerd. De componist die een kunstwerk voltooide waarmee hij het aspect der Europese muziek grondig wijzigen zal, is voor het efemere bestaan van onze couranten natuurlijk van minder betekenis dan een bokskampioen of een bekroonde hazewindhond. Volledigheidshalve echter prijkt zijn portret tussen de pugilist en het hondje. Volledigheidshalve kunnen wij de op zijn oeuvre betrekking hebbende nieuwtjes vinden op een der middelpagina's, onder het geflatteerde schoolrapport van Jackie CooganGa naar voetnoot27 en naast een dithyrambeGa naar voetnoot28 op de nieuwste talkie.Ga naar voetnoot29 Volledigheidshalve... De bouwers der kathedralen, de ‘Marenssen en Orlanden’,Ga naar voetnoot30 de feestvierende schilders van onze zeventiende eeuw hebben nooit aan het euvel der actuele beroemdheid geleden. Zij hebben daarentegen gebouwd, gecomponeerd, geschilderd. Zij hebben hun werk verricht, zonder de toejuichingen van het schellinkje, zonder de kunstmatig opgewekte belangstelling van een imaginair miljoenenpubliek. Zij konden zichzelf zijn, in die anonieme tijden; en hun publiek had nog niet geleerd nieuwsgieriger te zijn naar hun ontbijt dan naar hun oeuvre.
De alles omlaag trekkende nivelleringswoede van het publiciteitsbedrijf veroorzaakte niet slechts een crisis bij toehoorders en uitvoerders, ook de bijna algehele ontreddering der scheppende geesten moet aan dezelfde oorzaak worden toegeschreven. De componisten kennen de geheimen der stilte niet meer. Zij worden opgehitst, voortgezweept door de mateloos onbeschaamde sensatiedrift van een nog slechts op de grofste prikkels reagerende menigte; zij raakten verdoofd door de steeds luider krijsende loudspeakers van de roem. Voor de continuïteit der Europese toonkunst betekent de journalistiek van heden een doodsgevaar. |
|